donderdag 11 december 2008

Fruits of Idleness


En nog maar even verder op het thema 'corruptie'.

"Geacht afgeragd flutland. Als u er alles aan doet om corruptie tegen te gaan, krijgt u van ons een gunstige lening van 3 miljard dollar."
"Ja meneer de Wereldbank. Maar wat is dat dan precies, corruptie?"
"Houdt je maar niet van den domme, flutland. Je weet donders goed wat dat is. Een bepaald beleid voeren alleen omdat je er zelf geld voor krijgt."

maandag 8 december 2008

Inmiddels al weer twee dagen in het tropisch zwemparadijs van mijn broer (zie foto) en schoonzus, kan ik wel weer wat tijd vrijmaken om een kleine anekdote het web op te katapulteren. De reis van La Paz, Bolivia, naar hier was namelijk behoorlijk... uitdagend.

Om te voorkomen dat ik in Peru aan zou komen met te veel Boliviaans geld, had ik het allemaal precies uitgekiend en ongeveer 25 Bs. overgehouden voor kleinigheden. In de buurt van de grens kwam de douane de bus in, de paspoorten controleren. De ambtenaar zag in mijn paspoort dat ik 99 dagen in Bolivia was geweest, 9 dagen te lang dus. Hij waarschuwde me dat ik dat de volgende keer niet meer moest doen. "Nee meneer, het spijt me." Daar was ik mooi vanaf gekomen.

Een uurtje later kwamen we bij de grens: een rivier door een klein dorpje, met aan weerskanten van de brug een grenskantoortje. De bus reed tot de grens, die we op eigen gelegenheid moesten oversteken. Aan de Peru-kant van de brug stond een bus voor ons klaar die ons verder mee zou nemen. Ik bereidde me voor op een lang en geduldig gesprek met de douane en uiteindelijk een coulant ik-zie-het-door-de-vingers gebaar. Maar het werd wel iets langer dan ik wilde. Ik werd dan ook wat ongeduldiger dan ik wilde: aan de overkant van het water stond een bus op me te wachten, met al mijn bagage. Maar wie weet hoe lang? En de douane had nog een extra probleem ontdekt: de stempel voor 90 dagen stond een centimeter naast het ingangsstempeltje, in plaats van er op. Bovendien was het volgens hem niet het goede stempeltje. Oftewel, alleen mijn 30-dagenstempeltje was geldig, en dat betekende een boete van 990 Bs. 965 Bs. meer dan ik had dus. En het geschiedde dat de ambtenaar zijn hart verhardde, dus ik ging maar naar buiten om te pinnen.

Om te pinnen? Dit dorp had helemaal geen pinautomaat! De dichtsbijzijnde pinautomaat was in La Paz, waar ik net vandaan kwam. En geld voor een busticket naar La Paz had ik ook niet meer. En ik moest de volgende dag een vlucht hebben, vanuit Cusco. En er ging vanuit La Paz naar Cusco maar één bus per dag, de bus waarmee ik was gekomen. Mijn aangeleerde engelengeduld werd schijtende paniek. Ik legde mijn probleem uit aan de ambtenaren, die deden wat ze hadden geleerd in 'Hoofdstuk 3: Wat Te Doen In Onbekende Situaties'. "Wacht maar, we helpen je zo". Dus ik wachten. En wachten. Terwijl mijn bus, met mijn bagage, elk moment zou kunnen vertrekken. Toen ik dat vertelde schenen ze wel een soort ernst in de situatie te ontdekken. Er werd wat heen en weer gebeld en overlegd en uiteindelijk besloot men dat de stempel van 90 dagen toch wel echt was. MAAR. Dan was ik alsnog 9 dagen te laat. En dat betekende 125 Bs. boete. Nu had ik dus nog 100 Bs. tekort. En dus eigenlijk precies hetzelfde probleem.

Ik vroeg of er misschien in Peru een pinautomaat was. Die was er wel, volgens de ambtenaren. Maar zij hadden mijn paspoort, dus ik kon de grens natuurlijk niet over. Dacht ik. Maar dat bleek dan weer helemaal geen probleem. Dus ik rende Bolivia uit, en het land in waar ik mijn pingeluk zou beproeven. Ook nergens een pinautomaat te bekennen. Maar gelukkig was mijn bus er nog wel. Iemand uit de bus was wel bereid me 100 Bs. te lenen, waarmee ik mijn paspoort weer terug kon kopen in Bolivia. De buschauffeur vond het ondertussen wel mooi geweest. Mijn belofte dat ik binnen vijf minuten terug zou zijn wilde hij niet accepteren, in een onverklaarbare aanval van stiptheid. Bij het kantoortje van de busmaatschappij waren ze coulanter; ze zouden de buschauffeur instrueren te wachten. Hijgend stond ik even later weer voor de Boliviaanse douaneambtenaren, die dit een prachtige gelegenheid vonden om de Eerste Wet van de Zuid-Amerikaanse Ambtenaar te laten zien: Macht is Traagheid. Als een ware athleet stormde ik uiteindelijk het land weer uit, om aan de overkant van de brug de bus midden in een wegrij-manouvre te zien. Als ik op dat moment toevallig in een vol stadion was geweest, had ik ongetwijfeld een record gebroken. 250 Meter sprint met rugzak.

Tien minuten later werd mijn gehijg wat rustiger en trok er langzaam een glimlach over mijn bezwete gezicht. Ik zat in een redelijk comfortabele bus, rechts naast mij trok het prachtige Titicaca-meer aan me voorbij en nu had ik alle tijd om daar rustig van te genieten. Heerlijk. Niks aan de hand. Pom. Pom piedom. Pom piedom piedom. AAAH! MIJN VISUM! Ik was vergeten langs het Peruaanse kantoortje te gaan voor mijn ingangsstempeltje! Geen mens is illegaal? Ik dus mooi wel.

Om acht uur 's ochtends stond ik bij het migratiekantoortje van Cusco. In alle eerlijkheid legde ik mijn probleem uit en werd meteen het 'snelle circuit' ingeloosd. In een kantoortje op de eerste verdieping moest ik mijn verhaal nog eens helemaal uitleggen.
-"Dat is inderdaad wel een groot probleem, ja. Wat moeten we daar nu mee aan? Je moet altijd een stempel halen als je een land binnenkomt, jongeman, dit is goed mis."
-"Maar heeft u hier niet zo'n stempel dan?"
-"Nee, die hebben ze alleen bij de grens. Maar ik heb wel een idee. Mijn collega hiernaast werkt twee dagen in de week op het vliegveld, die heeft wel zo'n stempel. Maar dat is natuurlijk een hele speciale service, dat begrijp je wel. Dat gaat je geld kosten, dat kost eh... dertig dollar."
Hoe los je een illegaal probleem op? Met een illegale oplossing dus.

woensdag 3 december 2008

Occulte precipitatie

Tussen alle busreizen en bezoekjes aan NGO's zag ik even de mogelijkheid om een dagje weer 100% tourist te zijn. Met een nonchalance die op een Hong Kongse blog niet zou misstaan boekte ik om half acht 's avonds een potentieel dodelijke mountainbiketocht voor de dag erna. De weg waar de gidsen ons overheen voerde staat bekend als de Death Road of de Gevaarlijkste Weg ter Wereld. Als je op YouTube naar Death Road Bolivia zoekt, zul je begrijpen waarom. Sinds twee jaar is het gelukkig een stuk minder gevaarlijk; er is namelijk een nieuwe weg geopend, waar nu al het verkeer overheen gaat. De weg is dus volledig vrij voor mountainbikers.

Het was zoals het hoort. Een gids met gebrekkig Engels, een Ier met een verschrikkelijke kater en een groep giebelende Japanners die niet kunnen fietsen. Voor wie ongeveer alle landschappen van Bolivia wil zien, maar er slechts een dag voor uit wil trekken, is de Death Road de ideale tocht. Je wordt eerst met een busje naar 4700 m. gereden, waar je in de bittere kou en omringt door sneeuw en kale rotsen je handschoentjes aantrekt en je helm vastgespt. Dan stort je jezelf over de onverharde wegen naar beneden.




Na een tijdje ben je gedaald tot in de wolken waar je eerst bovenop keek. Rechts naast je een enorm steile rotswand, wild begroeit met varens, orchideeën en ander ongedierte. Links naast je zie je niks, alleen een grote witte massa. Het zou geruststellend kunnen werken als je wist wat het was wat je daar niet zag, ware het niet dat het net zo'n steile rotswand was als beneden. In de wolken als ik was op mijn 'vrije dag', leerde ik onverhoopt toch weer wat: van precipitatie wordt je nat, occult of niet. Aan het eind van de middag zit je dan aan de rand van een zwembad je piña colada uit een cocosnoot te sappen terwijl je uitkijkt op de bananenbomen, de blootvoetige kindertjes en de houten huisjes met hun rieten daken. Een herinnering en voorproefje op de Peruaanse selva!

zondag 30 november 2008

Terug in La Paz

Ik ben een herinnering geworden, een goed verhaal voor op een feestje, een vreemde gebeurtenis uit het verleden. En daarmee is een einde gekomen aan het tijdperk Camargo. Nu zijn we weer in De Stad, het terrein van de capuccino's, van de dronken en cokesnuivende backpackers en van de souvenirstalletjes die stuk voor stuk hetzelfde verkopen. En niet te vergeten, van de opmerkelijke bordjes. De vorige keer was het het katholieke geloof, dat verdedigd werd tegen alle andere doctrines in het algemeen. Dit keer is de vijand specifieker: de mobiele telefoon. Op de deur van een kerk:
GOD ZAL JE NIET BELLEN OP JE MOBIEL. ZET HEM UIT!
VOOR JE ZIJN HUIS BINNENGAAT.
Een week of twee geleden sprak ik in een kroegje in Sucre een paar Zwitserse anders-globalisten. Een van de dingen die waar ze tegen protesteerden ("Ik heb liever traangas dan rubberkogels. Na een paar keer geeft traangas je alleen maar extra andrenaline"), was dat rijke landen emmissierechten voor CO2 van armere landen konden overkopen. Oftewel, dat je gerust de wereld naar de klote mag helpen, als je maar betaald. Maar of dit ook het achterliggende idee was bij het souvenirwinkeltje waar ik onderstaande foto nam?

donderdag 27 november 2008

(1)

Nooit leuk in Bolivia
Na anderhalf uur opgepropt in een auto over levensgevaarlijke onverharde wegen langs mensenetende ravijnen naar een afspraak te zijn gereden eerst te horen krijgen dat de man met wie je het veld in zou gaan in Camargo is, vervolgens dat hij er toch is maar ziek, zodat je helemaal alleen met een taxi het veld in moet, waar je na lang zoeken en rondvragen de juiste persoon vind, die je vertelt dat de vergadering waar je voor kwam niet door gaat omdat ze die ochtend al een andere vergadering hebben gehad en het vergaderen nu wel zat zijn en er dus niets anders opzit dan onverrichter zake de terugreis langs de vleesetende afgronden weer te ondernemen.

Altijd leuk in Bolivia
Terugkomen in Camargo na een hele dag interviews houden met boertjes en achterop de motor zitten met je benen zo opgevouwen dat je wenste dat je vier knieën had en dan twijfelen of je naar huis moet gaan om het stof dat in elke porie is doorgedrongen van je lijf af te spoelen, maar dan toch maar naar het kantoor gaan en daar je collega’s in een uitgebreide sessie met koud bier vinden, die ze de rest van de middag voortzetten omdat de chef er toch niet is.

woensdag 26 november 2008

(2)

Nooit leuk in Bolivia
Onderweg van het kantoor naar het restaurant waar ik wil gaan lunchen en waar het niet zo ongenadig heet is als buiten, de secretaresse tegenkomen die op veel te hoge hakjes over de onverharde wegen naar hetzelfde restaurant onderweg is, zodat ik uit beleefdheid met haar mee moet lopen en er zo vier keer zo lang over doe, terwijl de tropische middagzon ons geen vierkant centimetertje schaduw gunt.

Altijd leuk in Bolivia
Met mijn huisgenoot praten over de eerste zwarte president van de VS terwijl ik het Spaanse woord voor ‘briljante toespraak’ niet weet en ik er achter kom dat de oppas van haar zoontje Abdel meer van politiek weet of beter kan bluffen dan mijn – andere – bijna afgestudeerde huisgenoot die denkt dat Barack ‘Aboma’ heet en de vervulling is van een profetie van Nostradamus over het vergaan van de wereld.

(3)

Nooit leuk in Bolivia

Jezelf een warme douche cadeau doen in het dorpsbadhuis, maar dan terecht komen in een piepklein douchehokje waar de penetrante poep- en pieslucht van de nabije poep- en piesbakken zonder moeite doordringt, terwijl je je best doet om niet steeds met je hoofd tegen de op Boliviaanse hoogte hangende douchekop te stoten om storende stroomstoten te voorkomen.


Altijd leuk in Bolivia

Op een witte plastic tuinstoel zitten in mijn kamer waar verder niet veel andere meubels staan met een colalolly in mijn mond en Bright Eyes in mijn oren (your eyes must do some raining / if you're ever gonna grow / and if that don't help / you can compose yourself / it is as to compose a poem), terwijl ik kijk hoe het theezakje het water in mijn mok langzaam bruin marmert.

dinsdag 25 november 2008

(4)

Nooit leuk in Bolivia
Op een onverwacht koude ochtend je moeten wassen onder de straal van de elektrische douche waarvan de draadjes al sinds het begin doorgeknipt zijn, zodat het kippenvel zo nadrukkelijk wordt dat je vreest dat het niet meer weg zal gaan en je geslachtsdelen zo nadrukkelijk in grootte afnemen dat je vreest dat ze nooit meer op hun normale grootte terug zullen komen.


Altijd leuk in Bolivia
´s Ochtends in bed een kop Nescafé sippen en ondertussen lezen hoe Jezus in briljant Spaans een paar Farizeeërs onder tafel kletst waar ze dan van hem ook best wel weer de kruimels mogen opeten die eigenlijk voor de honden bedoeld waren, zonder je te realizeren in hoeverre je alles door elkaar haalt.

maandag 24 november 2008

(5)

Nooit leuk in Bolivia
Een weekendje Potosí uitstellen vanwege Allerheiligen, wat mijn huisgenoten beloven te gaan vieren met een barbeque en allerlei voor dit feest traditionele activiteiten om vervolgens het hele weekend niets te doen te hebben omdat diezelfde huisgenoten met hun vriendje of vriendinnetje het hele weekend op hun kamers blijven zitten.

Altijd leuk in Bolivia
Te lui zijn om waterflessen weg te gooien, zodat die zich in een steeds groter wordende hoek van de kamer verzamelen en als een leger doorzichtige spooksoldaten wachten op een einde aan hun nietsnuttigheid.

(6)

Nooit leuk in Bolivia
Een prachtige poster ontwerpen voor een nationale beurs voor gemeentes en vervolgens de ‘verbeterings’suggesties van je baas te moeten opvolgen, die met zijn kitsch en kleurtjessmaak Mondriaan en Rietveld nog uit hun graf zou kunnen doen opstaan voor een goed gesprek over stijl.

Altijd leuk in Bolivia
Je huisgenoten trakteren op pizza met een goede rode wijn die ze niet lekker vinden omdat ze gewend zijn aan wijn die is zoals de muziek waar ze naar luisteren: zoet en ongecompliceerd.

zaterdag 22 november 2008

A Lie for a Lie

Leugens. Allemaal leugens. Twee blogjes geleden (weer een leugen), loog ik dat ik BINNENKORT een FEUILLETON van TWAALF (heb je er weer een) delen zou schrijven ter ere van de VIJFTIGSTE blog. Helaas: nu pas. Gewoon een serie, zonder vervolgverhaal. Zeven. Ter ere van niks wat met de blog te maken heeft. Wel zal de laatste aflevering vallen op de dag dat ik Camargo voorgoed verlaat. Als ik elke dag wat post, wat ik bij deze beloof (ook dit is een leugen).

"¡Empieza pues!"
- Al goed.

Nooit leuk in Bolivia
Een kop koffie drinken en dan al na de eerste slok heel nodig moeten poepen, maar er dan achter komen dat er iemand in de badkamer zit die daar waarschijnlijk niet uit zal komen voordat je jezelf net zo hard hebt voorgenomen nooit meer koffie te drinken als je je de afgelopen keer dat je een kater had je voornam sowieso nooit meer te drinken.

Altijd leuk in Bolivia
Spierpijn hebben in je bovenbenen die je het idee geeft dat je een hele avond hebt geschaatst, terwijl het buiten te heet is om een ijsblokje in je glas te doen voor die gesmolten is.

dinsdag 18 november 2008

Vale un Potosí

Sommige mensen werken om te leven, andere leven om te werken. In de mijnen van Potosí beginnen de jongens al op hun vijftiende met werken. Ze werken dan nog buiten, om de vrouwen te helpen met het sorteren van de stenen. Zwaar, stoffig werk. Als ze zeventien zijn, gaan ze de mijnen in: smalle gangetjes, koud of juist heel heet, in de modder of de stofwolken, te laag om te staan, te donker om goed te kunnen zien. Tien uur per dag hakken ze met pikhouwelen de mineralen uit, laden die met scheppen in zakken of trekken de ijzeren mijnkarretjes over de slechte railtjes. Een iemand trekt aan de voorkant een smerig touw, twee anderen duwen rennend het karretje voort, over een spoortje dat zo smal is dat je er in je eentje al met moeite over kan lopen. Soms ontspoord het loodzware karretje en moet het met de hand weer op de rails worden gehesen.

Als de jongens geluk hebben, halen ze de dertig en kunnen ze een hogere functie in de coöperatie krijgen – zodat ze niet elke dag meer onder de grond hoeven. In dat geval halen ze misschien de veertig, of zelfs de vijfenveertig.

Waarom was ik ook alweer naar Potosí gegaan? Omdat ik vierhonderd jaar geschiedenis wilde zien, omdat ik wel eens wilde meemaken waar Piet Heins zilver eigenlijk vandaan kwam - in Spanje schijnen ze zelfs te zeggen 'het is een Potosí waard' om iets heel duurs te beschrijven. Maar ook omdat ik wel weer genoeg had van Camargo. Het dagenlang tegen een onbeklimbare rotswand aanstaren, met niemand die me laat zien waar het pad loopt. Niemand die zijn afspraken nakomt; niemand met wie ik écht kan praten. In het Spaans kan ik misschien praten, in het Engels zelfs denken, maar voelen doe ik toch in het Nederlands.

In Potosí, op vijf uur afstand van Camargo, stap je de kou in als je uit de kroeg komt, als op een Nederlandse lenteavond. Een goed Portugees biefstuk eten met wat vriendelijke Duitsers en een lekkere Italiaanse capuccino drinken in een sfeervol cafeetje, blijkt alles al snel weer in perspectief te plaatsen. Want wat heb ik eigenlijk te klagen, in een stad waar mensen werken om te sterven?

woensdag 12 november 2008

De zin.

Ik heb dorst en zin in sla
-overdrachtelijk, dit is poëzie-
en dan zie ik jou

jij sappig plantje


dus
ik verlaat mijn worst en ga
-overdrachtelijk, dit is melancholie-
en dan grijp ik jouw

zweterig handje


en dat betekent abrupt een einde
aan de poëz- en melancholie

en de zin.

zondag 9 november 2008

Una vida de perro

Als de eerste zonnestralen over de kam van de rode heuvel komen, word ik wakker. Nog half slapend hef ik mijn duffe kop op om te kijken of er al iets te beleven valt. De deur is nog dicht, dus ik slaap wel weer wat verder. Als de oppas van de kleine Abdel de deur opendoet, sta ik op en ga ook maar door de deur. Niet veel later zie ik een hoop mensen naar school gaan, of naar hun werk. Misschien moet ik ook maar eens wat gaan doen. Ik loop wel naar de rand van het dorp, misschien loopt daar nog wel een lekkere teef die ik kan bespringen, daar in de droge greppel.

Ik blaf als die lange blonde kerel de deur opendoet. Dat moet ik niet doen, daar schrikt hij altijd van, maar ik kan het niet laten. Hij is vriendelijk, hij houdt altijd de deur voor me open tot ik er door ben, een goeie baas is het. Die jongen komt heel vaak terug met een plastic zak die heel lekker ruikt, naar brood of bananen, één keer had-ie volgens mij zelfs pizza bij zich. Dan loop ik achter hem aan in de hoop dat hij me wat geeft, maar dat doet hij nooit.

Eigenlijk ben ik te duf om naar de greppel te gaan; bovendien moet ik waarschijnlijk eerst een hele tijd vechten met alle andere honden voor ik aan de beurt ben. De laatste tijd hoor ik die teven ook blaffen dat het 'teefonterend' is hoe we met ze omgaan. Daar heb ik niet zoveel boodschap aan, ik vind het gewoon te heet om te vechten.

Volgens mij heb ik de hele ochtend geslapen! Die blonde en die andere jongen komen alweer terug - ze ruiken lekker naar vlees, dus ze hebben ook al gegeten! Ik ga maar weer met ze mee naar binnen. Ik zal me maar proberen stil te houden tijdens de siësta, geen slapende mensen wakker maken. Vanavond en vannacht, dan ga ik wel weer lekker tegen alles en iedereen blaffen, huilen en vechten. Nu is het veel te heet, ik ga maar weer eens in de schaduw liggen...


PS. binnenkort op snoochnpooch.blogspot.com: een week lang een dagelijkse feuilleton om de publicatie van het vijftigste bericht te vieren!

donderdag 6 november 2008

The Granite Mouse

Pooch heeft ook een wekker. Maar die brult niet zo, die piept meer. Ongeveer het geluid dat een computer-muis zou maken, mocht die kunnen piepen. Hij heeft alleen geen staart. Een heel hoog gepiep, maar wel met een heel digitale klank. Een veel zachter en prettiger geluid. Bovendien heeft hij geen verbond gesloten met de winterse kou, wat toch wel een van de meest gruwelijke combinaties is: een lawaaiïg brullende wekker en snijdende kou die je verbiedt ook maar een pinkje of een teentje buiten de dekens te steken. Mijn wekker heeft een ander verbond gesloten: met de waterkoker.

Om 7:15u piept mijn wekkertje voor het eerst. Mijn hand drukt hem dood – met veel meer gemak dan de muizen die in de Joris van Andringastraat werden gestraft voor hun onnozele knabbeldiefstal met over de vloer zwiepende bezemstelen – en ik druk met dezelfde hand mijn waterkoker tot leven. Vijf minuten later snoocht mijn wekker nog een beetje na, het water is inmiddels gekookt. Mijn armen graaien als de armen van een verlamde naar de pot Nescafé en het zakmes, dat ooit van Bolivia naar Nederland reisde en terug – een zakmes met bestekset, wat direct toen ik het kreeg kapot ging, maar nog prima dienst doet. Ik mik drie schepjes in een mok met het hete water en meng het hele zwikje door elkaar. Zoals elke ochtend prijs ik in mijn hart gelukkig alle levensmiddelentechnologen die poedermelk, poederkoffie, poederchocomel, poedersuiker en poederwatdanook hebben bedacht. Helden zijn het.

Rechtop in mijn bed lees ik A Prayer for Owen Meany – voor de tweede keer, omdat ik al mijn boeken uit heb; ik luister naar Leonard Cohen – ik ben in een dergelijk goede stemming dat ik dat kan verdragen zonder te verdrinken in nostalgie en heimwee; en af en toe neem ik een slok oploskoffie – ik weet inmiddels het verschil tussen surrogaat en werkelijkheid niet eens meer.

Te laat, om kwart voor acht, pak ik een onderbroek en mijn handdoek en loop via de galerij naar de badkamer. Die is natuurlijk bezet, door een van mijn huisgenoten die ook te laat is. Dan scharrel ik wel een beetje rond, ik dans wel een beetje of ik zing wat mee – “I’m the only one this evening, but I must go on / the frontiers are my prison / freedom soon shall come”. Als het tijd is dat ik ongeveer op het kantoor moet zijn, kan ik in de badkamer. Een kwartier later kom ik op het kantoor. Ik ben de eerste. Een nieuwe dag, nieuwe onzekerheden. Ik druk met weer diezelfde hand mijn computer aan en leg hem op de muis, die muis die wel een staart heeft maar niet piept.

dinsdag 4 november 2008

snoozch

eeuhn eeuhn eeuhn... schreeuwt mijn oude zwarte wekker. Ik draai mij om en oranje lichtgevende balkjes tonen mij de tijd. In één beweging geef ik mijn wekker een dreun en draai ik door naar mijn zij. Dan ontstaat het besef dat ik droomde. Dat ik mij niet in een kerk bevind met droogdoekjes in het toilet van tijdschriftenpapier, dat er geen snotverkouden kind bij mij is en dat er geen slierten snot door de kerk hangen waar ik mij een weg doorheen dien te banen. Gerustgesteld en tevreden dat het om mij heen zo lekker warm is dommel ik weer een beetje in.

eeuhn eeuhn eeuhn... 9 minuten later. Wat was ook weer precies het idee van die snooz functie? Dat is iets wat ik me keer op keer af vraag. Een manier om rustig wakker te worden kan het niet zijn, ik weet wel rustigere manieren om wakker te worden dan iedere 9 minuten zo'n schreeuwerd naast mijn oor. Een manier om mezelf te bedonderen, dacht ik toen, maar nee, dat is het ook niet. Ik maak de keuze om te snoozen en bewust, als ik er niet van hield zou ik de wekker wel beneden zetten. Maar wat dan...

eeuhn eeuhn eeuhn... Wat?!? Is het vandaag dan eindelijk zover? 15 december! Snel mijn bed uit. Aah! koud! het is natuurlijk winter. En het is ook nog niet zo ver, kak zeg. En wat was er ook weer aan de andere kant van mijn bed?

eeuhn eeuhn eeuhn... Waar dacht ik nou aan, het was iets met de functie van snoozen en het zwembad. Ik was in het zwembad, en klein en warm zwembad. Ik zweette, maar dat gaf niet want om mij heen was het nat. Wat vaak zo is, in een zwembad. Lekker warm.

eeuhn eeuhn eeuhn... Eureka!

eeuhn eeuhn eeuhn... rechterbeen, linkerbeen, flinke hup en bittere kou

maandag 27 oktober 2008

Ode aan chillen in Chile

Als ode aan wijlen chilleninchile.web-log.nl ook op deze log een halverwege-rapport. Alleen al omdat we dan weer terug kunnen denken aan de manier waarop Benny onze speculaties ten aanzien van de liefde op het spits dreef. De categorieën die in zo´n rapport thuishoren - volgens de korte traditie - weet ik niet meer, maar dat deert natuurlijk niet. Wij kunnen het maken!

Leven – Ik leef nog, dus dat is alvast punten scoren. Het leven dat ik leef is over het algemeen tranquilo - rustig, vaak een beetje tè tranquilo. Er gebeurt hier in Camargo namelijk zelden iets bijzonders, hoewel ik gisteren wel naar het theater ben geweest. Natuurlijk verstond ik daar niets van, al helemaal niet omdat iedereen zijn kinderen, mobieltjes, ratten en anekdotes had meegenomen.

Werk – Langzaam vordert het werk in deze vreemde context. Interviews houden vind ik nog steeds spannend, maar ik word er beter in en het geeft veel voldoening om de resultaten in te typen in mijn alles-uitrekenende Excel werkblad. Erg leerzaam voor mij en misschien zelfs wel enigszins nuttig voor mijn superieuren. Leuke bijkomstigheid: ik krijg binnenkort betaald voor mijn werk. Meer dan vijftig euro per maand!

Brood – Het brood hier, platte ronde broden uit een mand, verkocht door de eerder beschreven vrouwen, doet me nog steeds verlangen naar Echt Brood. Met boter blijkt het een stuk eetbaarder te zijn. De plasjes olie op de chuleta (kotelet) die we hier elke dag geserveerd krijgen, hebben mij en mijn huisgenoten naar een ander pension gedreven. Waar we, zo hopen we, minder dik zullen worden, en voor nóg minder geld: €0,75 per maaltijd.

Spelen – Inmiddels bezit ons huishouden een basketbal, waar al één keer mee gespeeld is. Goede voornemens beloven nog veel meer van deze spelen, maar vermoeidheid door werk, Bolivaanse vaagheid of regelrechte luiheid verhinderen ons meestal.

Geloof – Dat een gebrek aan televisie en ander dom vermaak de mens aanzet tot nadenken en meditatie, blijkt ook in Bolivia weer waar te zijn. Zo´n stage is een heerlijk rustige periode om lekker te geloven waar je zin in hebt, zonder dat iemand zich er echt mee bemoeit. En een Spaanse bijbel blijkt aantrekkelijker om te lezen dan een Nederlandse: alles wat je leest, kun je precies volgen en als je even vergeet dat het komt omdat je al die verhalen al precies uit je hoofd kent, lijkt het net of je heel goed Spaans kan!

Hoop – De hoop richt zich, voorspelbaar als ze is, weer eens vooral op de toekomst, op twee weken avontuur van Camargo tot Lima, misschien zelfs wel Tarapoto, en op geplande toevallige ontmoetingen met geliefden en moorkoppen op een vliegveld in het groenste land ter wereld.

Liefde – Dikke vette prima!

zaterdag 18 oktober 2008

donderdag 16 oktober 2008

Het veld in

Ik word wakker in alojamiento Santa Rosa, een simpel maar schoon hotelletje in Culpina. Ik ga uit bed, douche me niet aangezien die er niet is - je betaalt hier dan ook slechts €1,50 per nacht - en ga naar het pleintje, op zoek naar Ronald de Motorheld. Culpina is een klein dorpje op twee uur van Camargo, en 'hoofddorp' van een de gemeentes waar ik mijn onderzoek doe. De bedoeling is dat ik hier een stuk of tien boeren interview die irrigatie hebben, en een stuk of tien die dat niet hebben.

Het wachten op Ronald, die de Boliviaanse versie van 'stipt' hanteert, geeft mij de gelegenheid om het kleine dorpje te zien ontwaken. De vrouwen die van het platteland komen om hun waren te verkopen, zien er allemaal ongeveer hetzelfde uit. Twee lange zwarte vlechten die onder een hoedje uit komen dat op een gala niet zou misstaan, mits niet al twintig jaar gedragen. Aan de andere kant van de vlechten een door de zon verweerd gezicht met weinig tanden. Daar onder een blousje van een goedkoop soort kant en een gebreid vest, tegen de ochtendkou. Ze dragen allemaal een grauwgroen of grauwrood rokje tot de knieën en de koukleumen hebben daaronder nog wollen kousen, ook tot de knieën. Hun uit elkaar vallende sandalen laten uitgebreid alle kloven in de voetzolen, vergroeide tenen en verkalkte nagels zien. Hun handelswaar hebben ze op hun rug, in een kleurige Andes-draagdoek. Ze spreiden hun doeken uit op de grond, gaan erbij zitten en hopen op een goede verkoopdag.

Als ik mijn weg baan naar een van hen om wat bananen te kopen, wordt ik bijna omvergelopen door een koe. Preciezer, door twee delen van een koe. Het ene deel hangt over de schouder van de slager, die in zijn hand het andere deel van de koe heeft, een bovenlip. De rest van de kop zit weer aan die bovenlip, zodat de koeientanden mij in mijn halfslapende toestand vervaarlijk aangrijnzen. Een beetje verdwaasd kijk ik om me heen. Waar komt die koe vandaan? Wat schetst mijn verdwazing: uit de achterbak van een station wagon. Ik hoop van harte dat ik vanavond niet in diezelfde achterbak zit naar Camargo. Zelfs niet in één stuk.

Ronald de Motorheld heeft vandaag ook een helm voor mij, zodat ik wat minder voor mijn leven hoef te vrezen dan gisteren. Ik vouw mijn benen zo op dat ik achterop pas, en hoop dat mijn voeten niet al te vaak van de bouten af zullen trillen waar ze op rusten. Voetsteunen heeft de motor niet. Na een kwartier door het Boliviaanse platteland geknalt te hebben, vertelt een boer ons dat de vergadering, waar ik wat boeren wilde interviewen, al voorbij is. Mij maakt het niet zo veel uit, deze beste man lijkt me ook een prima slachtoffer. Hij wil wel meewerken, als het niet al te lang duurt. Wat mij betreft hoeft dat inderdaad niet.

Ik begin te twijfelen na de eerste vraag. "¿Cuántos años tiene Ud.?"
-"Hmm... eens even denken... als ik het me goed herinner moet het in 1932 zijn geweest... Dus dat is dan ehm... 76 jaar."
Dat gaat dan het hele interview zo door. "Hoeveel zakken aardappelen heeft u ongeveer geoogst in het afgelopen jaar?"
-"Tja, no muuuuuucho. Pues, de afgelopen jaren gaat het niet zo best me de aardappelen. Weinig regen, veel te weinig regen. En we hebben wel een irrigatiesysteem, maar.."
-"Maar hoeveel zakken ongeveer? Een schatting"
-"Een stuk minder dan vorig jaar. Ik weet het niet precies, de verdad"
Om wanhopig van te worden. "¿Más o menos?"

Uiteindelijk krijg ik alle vakjes ingevuld en kan ik weer terug naar Culpina. Inmiddels heb ik al 8 interviews gedaan, mijn supervisor is met veertig tevreden. Dat is al 20%!

vrijdag 10 oktober 2008

Kroketten en bitterballen

Ik zie mezelf zitten: in een kroegje, aan een houten tafeltje met de sporen van lange kroegnachten er overal in gesleten. Voor me staan een glas helder bier een een bord bitterballen met mosterd. Aan de bar zitten twee mannen te praten; ik versta wat flarden van het gesprek, want het is in het Nederlands. Een van mijn vrienden bij mij aan m´n tafeltje stoot me aan: "proost!"

We hebben het over Sucre, twee dagen geleden. Nog wat langer daarvoor, nog op het kantoor in Camargo, kwam mijn baas net terug van een vergadering, met de boodschap dat Marcelo en ik nog diezelfde avond naar Sucre moesten. Waarom precies begrepen we allebei niet echt, maar dat maakte natuurlijk niks uit. Voor mij was het een hoogst welkom uitstapje naar een stad waar ze wél goede restaurants en chocoladewinkels hebben.

Sucre is de eigenlijke hoofdstad van Bolivia, hoewel de regering in La Paz zetelt. Een mooie stad, ongeveer maatje Utrecht, met veel koloniaal wit en Evo Morales haters. We hebben hier eigenlijk gewoon een weekje vakantie: van zes tot acht ´s avonds staan we op een informatiemarkt van de universiteit van Sucre, de rest van de dag hebben we vrij. Alle tijd dus om me in de Joyride, een ooit door een Nederlander begonnen kroeg, vol te vreten met kroketten en bitterballen. Daar kan ik in Camargo dan wel weer zo´n twee weken op teren.

PS. Nog iets heel anders: hij of zij die wat na wil denken over cultuurrelativisme en evangelisatie en droevig fundamentalistische christenen die het zelfs in die context presteren om dingen te zeggen als: "het door God geïnspireerde Woord dat is overgedragen op alle mensen, op aculturele en tijdloze wijze", klikke hier.

maandag 6 oktober 2008

Besos de negro

Zondagavond wandelden we door de droge rode heuvels aan de overkant van de rivier. “¿Wat is er dan zo anders in Nederland?”, vroeg iemand. Het landschap, de mensen, de taal, niets deed in de verste verte herinneren aan Holland. Er waren kerken noch olmen, de rivier was niet breed, het land niet laag en den einder afwezig. Toch wist ik niet te antwoorden. Na wat nadenken kwam er wel wat, maar toen was het gesprek natuurlijk al lang voorbij.

Iets wat je in Nederland niet zal overkomen: toen ik zaterdag een puntenslijper ging kopen, zag ik ineens een schreeuwende menigte oprukken uit het noorden. Ons vredige dorpje werd woest uit zijn siesta gerukt en Hilco en Sitzo keken verschrikt op van het verven van El Camaleón (alvast voor het regenseizoen), toen ik naar huis terugstormde om mijn camera te halen. Ik moest en zou ze vatten, die MASistas*. Maar toen ik terugkwam met m´n fototoestel, leek niet meer zo´n geschikte situatie voor toeristische kiekjes. “¡Muera los gringos!” was nu de leus van de protesterende boeren – “dood aan de buitenlanders!”. Hmm. Gewoon vrolijk met je gringo-kop meeschreeuwen, herinnerde ik mij het advies van een fotojournalist in La Paz. Ik leef nog.

Natuurlijk probeer ik de verschillen ook een beetje in te dammen. Vandaag hadden ze het nog steeds over de overvloed aan salades bij mijn verjaardagsmaal van vrijdag. Een groot verschil met de twee blaadjes sla en de halve tomaat die ze hier (eigenlijk liever niet) eten. Om toch wat gezondheid te brengen wordt er een hoop ‘¡salud!’ geroepen, wat mij helaas al snel te veel werd die vrijdag.

Verschillen vallen natuurlijk het meest op. Maar het kan ook anders. Vandaag was ik in gesprek met de man waar ik mijn brood koop, toen ik in mijn ooghoek ineens van die zwarte chocolade-waren met witte schuimvulling zag liggen. Een mooie gelegenheid voor een beproefde methode: de Bolivianen vermaken met vreemde verhalen over Nederland. In dit geval, dat wij die dingen Negerzoenen noemen. En hoe ze hier dan heetten. “Besos de negro”. Parblue.

*De demonstranten waren aanhangers van de partij van Evo Morales, Movimiento Al Socialismo (MAS)

vrijdag 3 oktober 2008

Aanklacht tegen geforceerde begrijpelijkheid

Klovend klimmen horden onbeholpenen
Schimpend door stoffige straten
Waar dronken tandenlozen lallend
Lantaarnpalen verlangen.

De onbeholpenen strompelen voort zonder
Maan en zonder regen tegen
Ramen zonder glas en zonder
Weten waar te gaan

Spottend vluchtend voor schokkende waarheden
Bangheid hunner zielen voor
De ondoordringbare ander

Kort breekt een koppel vreemden in
Liefhebbende lichamelijkheid
De optocht der onbeholpenen
De schuwers en de zoekers
Zetten onverbiddelijk door, volhardend
Voort, voort en door.

Allen benijden eenzaam door drank
Bedekten, verstopten, strompelend voort
Voort, naar uitwegen waar ze niet durven te gaan

dinsdag 30 september 2008

Afgelopen maandag heb ik mijn verjaardag gevierd met een geleende familie, en wel met taart en een uitblaasbare kaars. De familie had ik geleend van Kees, een studiegenoot die in Tarija stage loopt. Hartelijk bedankt voor alle verjaardagswensen en alle cadeautjes die jullie hebben gekocht en op een veilige plaats opgeborgen om in december alsnog aan me te geven.

Tarija is de stad die het dichtst bij Camargo ligt en daar was ik het weekend heen gegaan. Om mijn visum te verlengen, om te zien wat Kees (niet?) deed en om allemaal dingen te kopen en te laten maken. Als iemand nog een maatpak wil voor 75 euro: geef snel je wensen en maten door en ik regel het voor je.

Maar waar ik eigenlijk over wil vertellen is de werkwinkel waar ik zondag heen ben geweest. Op twee uur rijden van Tarija, hoog op de altiplano (Andes-hoogvlakte), kwamen 15 boeren bijeen om aan te geven wat hun wensen waren, welke maatregelen ze wilden nemen en hoe en waar ze dat dan wilden (laten) doen. De lange onverharde bergweg er naartoe werd ik op de achterbank vergezeld door twee grote zakken: een met aardappels, rijst, gehakt en groente en een met coca. Die boeren moeten natuurlijk wel een beetje reden hebben om te komen, en een gratis lunch helpt dan natuurlijk.
De vergadering begint: Kees gaat rond met de grote groene zak met de verkwikkende bladeren, en iedereen houdt gretig zijn handen op. De portie coca wordt gebruikt om de eigen voorraad aan te vullen en als iedereen zijn mond vol heeft gekauwd met groene drab kunnen we beginnen. Op een grote Google Earth compositie van hun gebied moeten de boeren tekenen welke maatregelen ze waar willen. Bijvoorbeeld hekken om dieren tegen te houden, (her)bebossing (er is nooit bos geweest op de altiplano!), erosiedammetjes of infiltratiedammetjes.
Sommige groepen blijken te beschikken over een groot vermogen van discussiëren en strategisch nadenken, zodat de resultaten daar erg bruikbaar zijn. Andere groepen werken netjes het lijstje maatregelen af wat ze hebben gekregen en zorgen dat van alles ongeveer evenveel gelijkelijk verdeeld op de kaart komt, zonder te beseffen dat het hun toekomst zou kunnen beïnvloeden. De medewerker van de Mancomunidad die de vergadering leidt lijkt er niet veel om te geven. Hij zorgt in elk geval dat hij een hoop handtekeningen en stempels onder een mooi geformuleerde tekst krijgt, en kan tevreden naar huis: hij heeft weer een mooie participatieve bijeenkomst georganiseerd, met foto´s om het te bewijzen.
Meer en betere foto´s vind je hier.

donderdag 25 september 2008

On purpose and other questions of life

Mijn bus trilt zich voort door het Zuid-Boliviaanse pampa. Een verlaten gebied met af en toe een huisje van opgestapelde stenen en soms een verdwaalde hond. Maar vooral veel cactussen, canyons en rotsblokken, waartussen wat gelig gras en mos groeit. Ongeveer het effect wat je in Paint krijgt met de spuitbus. Het is het soort landschap waarin muilperen worden uitgedeeld en waar de figuranten die in de eerste scène worden doorzeefd met lood of een blauwe boon voor de kiezen krijgen, in een latere scène gewoon weer kunnen worden hergebruikt. Dat heeft toch niemand door.

Maar ik ben niet in de stemming voor pistolen en treinroven, misschien wel door het wegebbende effect van de rode wijn van vanochtend half negen. Ter ere van de verjaardag van een collega was dat. Hoe het ook zij, ik ben meer in een overpeinzende stemming, met in mijn hoofd een vraag van een oude vriend. "Wat is het meest nuttige wat je tot nu toe hebt gedaan?" Maar wat is dat nou weer voor vraag? Wat is nuttig überhaupt? Moeilijk.

Nuttige daden zijn moeilijk. Maar nuttige dingen zijn misschien makkelijker, of nuttige uitvindingen. Als je zoiets overdenkt in een bus naar Tarija, kom je al snel op iets als deodorant. Erg nuttig. Andere dingen: internet, woordenboeken, chocola. Maar waarom zijn die dingen nuttig? Omdat ze mij - en veel anderen - het leven prettiger maken. Misschien moet de vraag dan maar worden: waarmee heb je de meeste mensen het meest gelukkig gemaakt? Dat zouden dan - vreemd genoeg - dingen zijn die niets met mijn stage te maken hebben. Een beetje onbevredigend dus.

Vaak hebben mensen het juist over nut als het gaat om dingen die voor niemand leuk zijn. Zoals statistiek. Dan troost men zich met de gedachte dat het nuttig is. Maar waarvoor? Als je je statistiek haalt, haal je uiteindelijk je diploma, waardoor je kan gaan werken, wat goed is voor de economie en voor je eigen inkomen. Maar waar is de economie goed voor? Inkomen is nuttig om dingen te kopen, om te wonen en te overleven. Maar waar is kopen goed voor? En wonen? Leven? Dus waar is statistiek eigenlijk goed voor?

Het lijkt er op dat 'nut' altijd een eindeloze keten van nut en doel voortbrengt. Een keten die nergens naar leidt. Ik snap er in elk geval weinig van, en laat het graag aan jou, lezer, over om hier iets zinnigers over te zeggen. In de tussentijd kijk ik wel een beetje uit het raam - kijk, daar verdwijnt Witte Veder net achter een rots. Vermaak ik me prima mee, hoe zinloos het ook moge zijn.


PS. Hoeveel foto´s kun je maken van een glijbaan? Negen plus twee.

vrijdag 19 september 2008

Wat doe ik hier - een antwoord

De vraag is kort: "Bolivia? Wat doe je daar?" Het antwoord is langer.

Ik loop stage. Mijn stage speelt zich tot nu toe voor het grootste deel af in het kantoortje van de Mancomunidad van Los Cintis. Deze Mancomunidad is een samenwerkingsverband van 6 gemeenten, een poging om de vele initiatieven tot ontwikkeling een beetje met elkaar samen te laten werken. Het kantoortje bestaat uit vijf kamertjes, te weten de receptie/administratie, twee kantoortjes met technici (3 stuks), de vergaderzaaltje en het kantoortje van de chef. Voor mij was er geen plaats meer in de herberg, dus ben ik samen met afstudeervakker Marcello in de vergaderzaal ondergebracht. Eén overwinning is inmiddels bereikt: we hebben allebei onze eigen computer. De volgende strijd wordt die om er ook internet op te krijgen.

Maar dan de inhoud. Laat ik het maar brengen als een mooi plan (het verleden) om een doel te bereiken (de toekomst) en daar tussenin dan wat schier onneembare hordes schilderen (het heden). Het verleden bevond zich in La Paz. Het idee was dat er in Camargo al twee jaar een project bezig was, met als doel het bouwen van atajados. Atajados zijn kleine stuwmeertjes, waarvan het water in het droge seizoen voor kleinschalige irrigatie gebruikt kan worden. Volgens het projectvoorstel waarover ik beschikte, moest de aanleg hiervan minstens tot de volgende resultaten leiden: meer inkomen voor de boeren; diversere productie; minder tijdelijke migratie. Simpel, ik zou wat enquêtetjes in elkaar draaien voor de boeren die die dingen gebruikten om aldus tot conclusies te komen.

Dan komen we in het heden: schier onneembare horde 1. Afgelopen maandag was er een vergadering met het uitvoerend ingenieursbureau, wat - zo werd mij halverwege duidelijk - de eerste vergadering met hen was. Oftewel, nog geen atajado gebouwd, geen boer met antwoorden voor mij. Plan om deze horde te nemen: soortgelijke systemen onderzoeken die eerder door andere organisaties zijn gebouwd.

Schier onneembare horde 2. De belangrijkste manier om aan data te komen, wordt het interviewen van boeren. Nu spreken die boeren vloeiend plat Spaans, en ik niet. Dit moet natuurlijk ook wel overkoombaar zijn, onder andere met het Systeem der Geordende Kolommetjes (vrij naar Van Hulst, 2008). Horde 3 doemt dan al weer op: het schijnt bij dit soort dingen erg belangrijk te zijn dat de boeren je een beetje vertrouwen, voor ze al hun gevoelige gegevens over inkomen en uitgaven aan je kwijt willen. Een stotterende buitenlander wekt natuurlijk weinig vertrouwen. Cocabladeren en Idem Cola schijnen nog wel wat te kunnen helpen voor dit vertrouwen, maar dan heb je nog moeilijkheid 4: zoek de boer. Er zijn immers geen goede kaarten beschikbaar en van verharde wegen dromen de meeste mensen alleen maar. En van aanwijsborden kunnen ze niet eens dromen, want die hebben ze nog nooit gezien. Dus mijn hoop is dat ik iemand kan regelen die met me mee wil.

Tot slot horde 5, Vervoer. De Mancomunidad heeft maar één auto, die ze zelf hard nodig heeft. Ook dit hoop ik binnenkort op te lossen. Een van de mogelijkheden is dat ik in Tarija een motor koop, waarmee ik dan door het rode landschap ga crossen, slalommend tussen alle horden. Gelukkig is zoiets als een rijbewijs halen hier niet echt een schier onneembare horde: "Tengo amigos en la policia, ¡no te preocupas!"

maandag 15 september 2008

vrijdag 12 september 2008

Con gas / sin gas

Wat er in Nederland in het nieuws is over Bolivia weet ik niet, maar ik vermoed dat het weinig tot niets is. Terwijl het hier gewoontegetrouw heel wat spannender is dan in de Tweede Kamer.

Want hijo de miercoles, het is een beste teringbende hier. Tenminste, dat zie ik op tv. Waar ik woon gaat alles rustig zijn gangetje. Het enige is dat sommige dingen niet verkrijgbaar zijn of wat duurder dan het niets wat ze normaal kosten en dat ik niet naar Tarija kan, de dichtsbijzijnde stad.

Aan de andere kant, je kunt hier wel zo´n soort gesprek opvangen: “Dat zijn molotovcocktails.” “Nee joh, het zijn dynamietstaven!” “Dynamietstaven? Die zijn niet zo groot!” “Jawel man, molotovcocktails zijn een soort flessen. Dit zijn duidelijk dynamietstaven.” Op tv waren beelden te zien van een jas op de Plaza Murillo in La Paz, waar de belangrijkste overheidsgebouwen staan. In die jas waren verdachte items gevonden.

Het conflict gaat vooral over aardgas, wat de ene helft van het land wel heeft en de andere helft niet. Maar aan de kant van die lijn waar geen gas is (het noorden en westen), wonen ook de meeste indigenas (oorspronkelijke bewoners) en de meeste armen. Aan de andere kant wonen de rijke blanken en mestizos (mensen van gemixte afkomst). President Evo Morales, zelf indigena, is razend populair in La Paz en de rest van het noorden en westen van het land en voert een politiek die niet in goede aarde valt bij iedereen die minder socialistisch is dan hij.

Bij die minder socialistischen hoort ook de bevolking van de rijke stad Santa Cruz, die samen met hun hele departement (vergelijkbaar met een staat in de VS) dreigen af te scheiden van de rest van het land. Samen met nog drie andere departementen, die ook over gasreserves beschikken. Wat hen vooral steekt is dat Morales – "die indiaan!" – wil dat de belastingen over aardgas terecht komen in de staatskas, terwijl ze nu vooral terecht komen in de departementskas. Hij vind dat hij dat kan maken omdat hij eerst de gasbedrijven heeft genationaliseerd, waardoor de gasinkomsten voor de overheid veel hoger werden. Kort door de bocht: nu de koek groter is geworden, willen de armen ook een stuk, maar de rijken zijn gewend dat zij alles krijgen.

Een leuke gelegenheid om een oude Zuid-Amerikaans in leven te houden: staken en wegen blokkeren. Maar het heeft dit keer wel een wat grimmiger gezicht. Veel overheidsgebouwen in het zuiden en oosten worden aangevallen door burgers, en bij rellen zijn al iets van vijftien doden gevallen, en volgens mij wel meer dan honderd gewonden. Evo probeert heeft ondertussen alle opstandige departementsvoorzitters uitgenodigd en op dit moment zijn ze in La Paz aan het overleggen. Hopelijk heeft het effect en kan ik over een week of twee rustig naar Tarija. Gas d´r op!

donderdag 11 september 2008

Afhankelijke gebruiker

Het valt niet mee. Het is soms fantastisch om hier te zijn en dingen mee te maken die ik nog nooit meegemaakt heb. Maar soms vraag ik me af wat ik hier doe. Bijvoorbeeld gisteren, tijdens een vergadering van allemaal gemeentelijke bobo´s uit de regio. “Wat doe ik hier, tussen deze stoere mannen, macho´s, mannen met macht die zoete priklimonade drinken uit plastic bekertjes en even gewichtig als onverstaanbaar praten?”

Inmiddels ben ik bijna een week afgezonderd van iedereen waarmee ik Nederlands of Engels kan praten. Een ervaring die ik nooit heb gehad. In zo´n situatie wordt ineens het verschil tussen een gesprekje voeren en kletsen zeer duidelijk, of tussen een gesprekje voeren en Gesprekken hebben. Het verschil tussen huisgenoten waarmee je doet alsof het vrienden zijn en vrienden waarmee je doet alsof het huisgenoten zijn. Het verschil tussen bier en geen bier.

Taalbeheersingsniveau ´A2´ heet dat dan, officieel. ´De afhankelijke gebruiker´. Dat klinkt misschien redelijk neutraal, maar in de praktijk is het is best vervreemdend. Gisteren werd ik meegesleept naar het gemeentehuis van een dorp hier anderhalf uur vandaan, zonder dat ik daarvan de reden wist (ik ben immers afhankelijk van de welwillendheid van de medemens om me dit uit te leggen). Vervolgens werd ik aan allerlei mensen uitgebreid voorgesteld – waaronder de burgemeester, die ongeveer de helft van mijn lengte had - onder begeleiding van een dozijn onbegrepen grappen, half tegen, half over mij. Het is behoorlijk wennen, zogezegd.

Maar zoals verzocht zal ik proberen mijn literetaire pretenties te laten voor wat ze zijn en gewoon wat recht-door-zee informatie te geven.

Ik werk elke dag van 8 tot 12 en van 2.30 tot 6 op het kantoortje van de Mancomunidad van Los Cintis. Deze ´Mancomunidad´ is een samenwerkingsverband van vijf gemeentes, samen ongeveer zo groot als een Nederlandse provincie. De uitvoerende chef van de Mancomunidad is mijn begeleider, een man die - ik kan het niet laten - op alle punten behalve zijn huids- en haarkleur en genen een oom van me had kunnen zijn. Dus een soort kruising tussen een losgeslagen viking en een indiaan. Over het werk dat ik daar doe (of soms in het sterf-terwijl-u-wacht-internetcafe), zal ik later nog een stukje schrijven. Kort samengevat: ik ga een economisch onderzoek doen naar gebruikers van waterbassins voor micro-irrigatie in het droge seizoen.

En, ook belangrijk, ik woon weer. Ruim een maand woonde ik niet en was het vooral een kwestie van hotels and whiskey and sad look days. Mijn kantoormakker Marcello woont met twee meiden in een soort bovenverdieping van een huis, waar nog één kamer vrij was. Deze drie twintigers zijn ´vrijwilligers´, wat ongeveer hetzelfde is als een afstudeervak doen. Voor mijn hok van 20 vierkante meter met één raampje, een deur en een stopcontact, betaal ik 20 euro per maand. Met vol pension erbij (middag- en avondeten), wordt dat 60 euro in totaal. Dus ik vertelde Marcello dat ik in Nederland 230 euro betaalde voor m´n kamertje. En zelfs een afhankelijke gebruiker als ik begreep nog wel wat hij toen riep. Maar ik zal zo netjes zijn het niet te herhalen.

(Voor de pervers geïnteresseerde, het ene begon met een p en het andere met een m.)

maandag 8 september 2008

Cowboy city

Net een paar dagen in Camargo, denk ik wel een soort beperkt beeld te kunnen schetsen van het dorp waar ik de komende drie maanden van mijn leven zal doorbrengen. Als je hier door de - meestal verharde - straten loopt, verwacht je om elke hoek een saloon en zou je niet verbaasd zijn als er ergens een stel paarden voor een trog gebonden zijn. Ook niet als er ineens iemand gekleed in een geel overhemd, zwart giletje, spijkerbroek en witte hoed, met een peuk (of in latere versies een grasspriet) in zijn mond door een raam komt gesprongen. Hoe het komt weet ik niet precies, het zijn denk ik vooral de stijle rode rotswanden die het dorp overal omgeven, de soms wat verlaten en onheilspellende straten en de telefoonpalen die overal de lucht in steken.

Maar deze indruk is verradelijk. Er is van vee niet zo veel sprake, net zomin als van stoere jongens die de grote kuddes hoeden. Het belangrijkste hier is fruit en wijn, en wellicht andere genietingen die ik vast snel zal ontdekken.

Vandaag begon ik met mijn stage. Dat wil zeggen, ik ben geïntroduceerd aan mijn ´collega´s´ en aan mijn lot over gelaten. Nu kan ik meestal best prima omgaan met mijn lot, maar alleen als ik internet heb. Zo hulpeloos is de westerse mens al geworden. Maar in het kantoortje dat ik deel met de 27-jarige vrijwilliger Marcello is maar één computer, waar alleen van 4 tot 6 internet is. Omdat de datalijnen overbezet zijn. Gelukkig is er nog wel het internetcafé, waar ik dan regelmatig mijn heil kan zoeken.
Ik zal snel proberen nog wat mooiere foto´s van Camargo te maken en u, wereld, op de hoogte houden van mijn veranderende indrukken!

vrijdag 5 september 2008

Bloempot

La Paz, La Paz,

Hoe moet je nou verder zonder Pooch? 199 Jaar geleden nam je afscheid van de Spanjaarden, nu alweer van Pooch. Maar waarschijnlijk kom je ook hier wel weer overheen. Je blijft je gewoon schurken tegen de stijle randen van de altiplano, terwijl de slaperige sneeuwvulkanen om je heen af en toe een half oog open doen om tevreden te constateren dat je nog net zo mooi ligt te wemelen als alle jaren ervoor.

Ondertussen moesten wij, La Paz, afscheid nemen van chilleninchile. Jij houd niet van afscheid, maar wij ook niet. Daarom hadden we hem per ongeluk voortijdig afgesneden. Maar, La Paz, ik bied je graag nog de mogelijkheid zijn afscheidswoorden te lezen.

Je zult je wel afvragen waar Pooch heen gaat, als hij vanavond in de semi-cama stapt. Naar Potosí, mijn vriend La Paz, naar de grote mijnenstad, de vergane glorie van koloniaal Perú, de martelplaats van duizenden indianen. Samen met Hortensia. Haar familie komt Pooch en Hortensia ophalen in Potosí, om ze naar Camargo te brengen. Over drie maanden komt Pooch weer terug, wacht maar op hem.

PS. Wist je trouwens dat er in het land van Snooch en Pooch een DJ woont die Bloempot heet? Wereldberoemd is hij.

dinsdag 2 september 2008

Chuquisaca

Op veler verzoek zal ik eindelijk uit de doeken doen wat ik in Bolivia te zoeken heb. Tijdens mijn rondreizen in Peru heb ik door vele mailtjes bewerkstelligt dat ik stage kan gaan lopen bij Intercooperation, een Zwitserse hulporganisatie. Een Boliviaan die daar werkt was ook de stagebegeleider van Menno, Praeses der Vereeniging, tevens kleinvoetige held. Zodoende.

Deze Zwitserse organisatie doet allerlei ontwikkelingsprojecten, natuurlijk allemaal volledig integraal, multilevel, participatief, empowering, capacitating en community-based. Hun project in Bolivia heeft de al even modieuze naam Concertar, wat zoiets betekent als ´polderen´.

Als ILW-er kan ik al dit soort gezwets natuurlijk gerust overlaten aan mijn IO-collega´s en me me met de realiteit gaan bemoeien. In een zuidelijke provincie van Bolivia, Chuquisaca, is een belangrijk onderdeel van het project Concertar het aanleggen van waterbassins. Hiermee wordt in het natte seizoen water opgevangen, voor kleinschalige irrigatie in het droge seizoen. Elk bassin wordt gebruikt door een klein aantal families, maximaal tien.

Een aantal bassins is al gebouwd. Er zijn dus twee groepen boeren, met en zonder bassin. Mijn rol is om boeren uit die twee groepen te interviewen over hun economische situatie. Uit een vergelijking van de resultaten zal blijken of de beoogde voordelen ook werkelijk worden bereikt. Daarnaast praat ik ook veel met ingenieurs en andere betrokkenen van het project.

Aanstaande vrijdag heb ik weer een vergadering op het hoofdkantoor van Intercooperation, hier in La Paz. Daarna vertrek ik waarschijnlijk zo snel mogelijk naar het zuiden en zal ik er alras achter komen hoe mijn voorstelling en mijn versie van het Spaans zich verhouden tot de werkelijkheid.

vrijdag 29 augustus 2008

Identidad cultural

Gevoelens zijn heel persoonlijk. Een kapsel of kledingstijl, dat is cultuur. Maar gevoelens, die zijn van jezelf. Net als smaak. Ik lust bijvoorbeeld geen paprika. Echt Pooch.

In de bus naar La Paz ging mijn buurvrouw uitgebreid tegen mij aan zitten. Over mijn helft! Daar had ik ook bepaalde gevoelens bij. (En ze kwam niet uit Santa Cruz). Dat vond ik dus echt vervelend. Terwijl, als ik een Boliviaan geweest was het me niet eens was opgevallen.

Onder eigen volk klopt alles. De een is gewoon wat aanrakeriger dan de ander, de een lust spruiten, de ander niet. Maar als je dan in het oerwoud een heel dorp ziet smullen van de aguaje, een soort zuur fruit waar elke Nederlander van zou walgen, dan wordt het toch anders. Dan blijkt langzaam alles een cultuurverschil te kunnen zijn. Muzieksmaak, kledingstijl, kapsels, kitschtolerantie, bijgeloof, woedeuitbarstingen, gastvrijheid, beeldenverering.

Een reclamesticker adviseerde ons: “Don’t be a gringo! Be a local!”. Nog afgezien van de bizarre paradox dat dit in het Engels was geschreven, zou dat dus een behoorlijk ingrijpende en onmogelijke gebeurtenis zijn. Zonet zat ik bijvoorbeeld in een eetlokaaltje hier om de hoek een gefrituurde schapenbout weg te kauwen, met op de achtergrond de zoveelste Zuid-Amerikaanse pulppophit. Daar geniet ik heus wel van, maar op een bepaalde manier. Heel anders dan wanneer ik in mijn Woeste Hoeve mijn Gulpener zit te sappen terwijl mijn Rebellion er in knalt.

Om echt een local te zijn zou ik me tegen mijn smaak moeten kleden, ander haar hebben en een andere huid en andere kinderliedjes moeten kennen. En niets moeten weten van Naam&Feit, Estlandletlandlitouwen of Jozuarichterenruth. En ik kan me inmiddels wel verstaanbaar maken in het Spaans, maar ik zal nooit alle accentjes en lokale uitdrukkingen beheersen. Desgraciadamente.

Dus geef ik het maar op adviezen te volgen van stickers op ramen van Boliviaanse grenskantoortjes. En zit ik kauwgomkauwend in de bus, mp3 in m’n oren, al schrijvend en foto’s makend met meer boeken in m’n tas dan een Boliviaan in z’n kast. Ik blijf gewoon Nederlander.

donderdag 28 augustus 2008

de bus

Tien uur werd Snooch woest van Pooch weg gerukt. Met de taxi naar de bushalte. Bij de bushalte ontmoette Snooch haar eerste vriend, een exemplaar uit Chili mijn ´backpackdrager´ en ´colaschenker´. Geen moment meer hoefde Snooch haar backpack te dragen.
Aangekomen in de bus was Snooch het middelpunt van de aandacht. Een gringo, een vrouw en alleen. Iedereen wilde met haar praten en met haar op de foto. Iedereen wilde Snooch´ e-mail adres en telefoonnummer.
Een man uit Equador kwam Snooch om de haverklap geschenkjes aanbieden zoals als een hoesje voor mijn paspoort, een pen, en een pakje zakdoekjes. Bananenchipjes, en een pasfoto.
Nu is Snooch in Lima, alleen, wachtend tot het 24 uur later is en ze haar bagage in kan checken.

woensdag 27 augustus 2008

Gieren en verdriet

Gisteren cirkelden de gieren al boven het busstation van TurBus, klaar om zich als eerste te storten op het lijk van Benny´s aanwezigheid. Nadat hij – tussen de slootjes zoute surfsnot die uit zijn neus dropen door – met een gracieus gebaar een piña (ananas) had overhandigt aan onze gastvrouw, bracht een taxi ons naar het busstation en enkele seconden, snikken en zoenen later was hij verdwenen, richting Santiago. Voor Snooch een afscheid voor even, voor Pooch een afscheid voor maanden. En een oefening voor de dag erna.

Want vandaag veranderde er in de wereld van de realiteit wat zelfs zijn doorwerking zal hebben op snoochnpooch.blogspot.com. Snooch en Pooch werden abrupt van elkaar losgescheurd. De bus naar Lima zou vertrekken om twaalf uur, maar we moesten om tien uur al aanwezig zijn bij het kantoortje van Ormeño, de busmaatschappij. Inmiddels enigszins ingeburgerd in het Continent de Esperar waren we al voorbereid op twee of drie lange uren van afscheidswoorden en dito tranen.

Maar Snooch moest meteen haar backpack afstaan aan de achterbak van een taxi. Vervolgens bleek dat ze zelf ook in die taxi moest stappen. Pooch was vastbesloten om mee te gaan, maar het bleek dat de bushalte waar de taxi heen zou rijden een uur verderop was. Dus was daar ineens het Ware Moment van Afscheid.

Nu ziet Pooch nergens gieren meer. Die zijn te druk met het pikken van in de afgestorven aanwezigheden om hem heen. Om voorlopig alleen herinneringen en telefoongesprekken achter te laten.