dinsdag 19 oktober 2010

Terug naar normaal

We zijn weer terug, het meemaken van bizarre dingen is weer voorbij. Want in Nederland gebeurd nooit iets raars. Of wel? Op verzoek van Martijn nog een kleine toegift.

Rotterdam. Een oude vrouw probeert haar rollator in de tram te krijgen. Een jonge vrouw is behulpzaam en blijkt geweld daarbij niet te schuwen. De tramconductrice, niet jong, niet oud, gaat er ook maar even heen om te kijken of het allemaal goed gaat. De jonge vrouw ziet haar eenzame heldendom gelijk in gevaar gebracht, maar doet nog een poging de conductrice tot medeheld te maken.
“Kan je effe helpen?”
“Nee, ik heb last van me arm”
“Jij werkt hier toch? Kankerwijf!”
“Je ben zelf een kankerwijf!”
“Ga dan aan de kant, kutwijf!” De jonge vrouw geeft de conductrice een flinke duw.
“Nou gaan we niet meppen hè?” De conductrice geeft een lekkere beuk terug. “Jij komt hier dus echt niet binnen hè!”
Ondertussen ziet de jonge heldin nog kans om de oude met rollator naar binnen te werken en vloekend de tram weer uit te lopen. De conductrice kan haar nog net wat afscheidwoorden na roepen. “Je hebt zeker geen hersens in je hersenpannetje?!” En dan, tegen niemand in het bijzonder eigenlijk: “Zo, die zien we nooit meer terug in de tram.”

Maar over het algemeen zijn Nederlanders heel vriendelijk en behulpzaam, hoor. Van Zeeuws Vlaanderen naar Utrecht is er maar één snelle en klimaatvriendelijke vorm van vervoer: liften. Onze derde lift kregen we van een kerel in een veel te grote, kanariegele Chevrolet ’73 pickup die hij ergens in Nevada op de kop had getikt. De bestuurder: Zita Swoonkapsel, All Stars (ook uit 1973?) met gele veters en een geel spijkerjasje. Wat hij deed: wonen, in Breda. En verder niet zoveel. Een beetje lanterfanten. Oja, en twee nachten per week in een daklozenopvang werken in Rotterdam. Een tijdje terug werkte hij bij de Pauluskerk, “als enige ongelovige.” De Pauluskerk werd tot drie jaar geleden gerunt door dominee Hans Visser, die zo’n beetje alles deed wat Jezus, als hij in Rotterdam had gewoond, wellicht ook zou hebben gedaan: de kerk openzetten en al het uitschot van de samenleving verwelkomen. Binnen een paar jaar was de helft van de leden weg, maar was de kerk wel altijd vol. En er gebeurden natuurlijk altijd de meest krankzinnige dingen in die kerk.

Zo was er een man die in een auto woonde die voor de deur van die kerk geparkeerd stond. Even gek als rijk. Op een dag zag dominee Visser dat die man een bekeuring kreeg, omdat hij daar niet zomaar in zijn auto mocht wonen. Vijftig gulden.
“Krijg je vaak zo’n bekeuring?”
“Elke dag. Maakt mij het uit, ik heb toch geld zat.”
Visser had genoeg zakeninstinct om de kans te zien. “Waarom kom je niet in onze kerk wonen, dan geef je die vijftig gulden per dag aan ons. Dat kunnen we goed gebruiken.”
“Nee, daar zie ik niet zoveel in. Ik woon graag in mijn auto.” Maar voor dominee Visser sloot het een het ander natuurlijk niet uit. Dus de auto werd de kerk ingereden en een beetje achterin geparkeerd. Zodat ze er tijdens de diensten niet teveel last van hadden.

Op het oog lijkt dit zorgvuldig schoongepoetste landje waar over elke stoeptegel is nagedacht door iemand (met HBO- of WO- denkniveau (M/V), bij voorkeur minstens twee jaar werkervaring, vaardigheden: is een pre), soms misschien meer op een enorm bejaardentehuis of een pretpark zonder attracties dan op een serieuze staat, maar stiekem is het toch wel vrij gestoord.

woensdag 13 oktober 2010

Terug

Lieve lezers! We zijn weer thuis. Een wervelwind van belastingvrije parfum, kerosine, en vliegtuigkoffie wapperde twee dagen lang langs de rokjes van de knappe spleetogige stewardessen en bracht ons naar steden met steeds minder exotisch wordende namen. Mooi spelletje. Vliegtuig in, vliegtuig uit, slapen, wakker worden: hé het is donker, slapen, weer wakker: hé, het is weer licht, uit het vliegtuig en een stukje lopen door allemaal vreemde, smalle en brede gangen. Overal rare tekens en omroepen in een onbegrijpelijke taal. Vliegtuig in, slapen, hé, het nog steeds… eh… wat was het ook al weer? Nu is het in elk geval nacht… eh… dag. Dag. Verder slapen, uitstappen, wakker worden, zelfde wandeling door andere gangen, andere onbegrijpelijke taal en tekens, het stinkt hier wel erg naar kerosine, vliegtuig weer in.

Op Schiphol stonden een aantal geliefden ons al met open armen op te wachten, waar we – natuurlijk niet zonder eerst de statische elektriciteit uit ons haar te hebben gespoeld en ons netjes te hebben geschoren – met volle overgave indoken. Onze winterkleren zijn ook alweer uit een Wageningse kelder opgeduikeld. Nog even de schaatsen slijpen en we zijn er weer klaar voor.

Voor ons was het schrijven op deze blog een groot genot. Onzetttend bedankt voor het lezen!

zaterdag 9 oktober 2010

Een lesje in valsspelen

De laatste keer in de taxi naar Lumbia, de laatste keer je liefste onschuldige vrijwilligersblik opzetten bij de bewaker en de laatste keer je naam opschrijven in het grote gastenboek. Als afronding van de tweewekelijkse Engelse les verzorgd door Kati en Soapie (beter bekend als Tanneke en Sophie) hadden we een relatief eenvoudige les over opposites en extra lang de tijd voor ons vaste spelmoment.

De bedoeling was als volgt: meiden tegen jongens, beiden vormen een rij, de achterste in de rij krijgt een woord, die tekent dit op de rug van degene die voor hem zit deze doet dit dan bij degene die voor hem zit en uiteindelijk geeft de voorste door om welk woord het ging. De groep die het snelst is, is logischerwijs ook de winnaar. Een van de jongens kan niet schrijven, maar nadat ik hem het woord had gegeven en hij dit zo precies mogelijk had overgetekend, gaf ik pas het woord aan de meiden. Ongeveer 3 seconden hadden de mannen nodig voordat de voorste het woord gaf. Wat overigens maar een halve seconde was voordat de voorste van de meiden op stond. Dat riekte naar valsspelen. Even wat nieuwe regels: iedereen moet voor zich kijken en er mag niet gesproken worden.

Opnieuw, dog deze keer, drie doodstille seconden en hup, daar stond de voorste jongen alweer. Niemand had gezien wat er was gebeurd, maar dat er regels waren gebroken, dat was duidelijk. Soapie, besluit tussen de jongens te gaan zitten, ze zal het oneerlijke spel wel even kraken. Maar terwijl zij nog druk bezig is het volgende woord: egg uit te spellen op de rug van degene voor haar staat de voorste alweer recht om het antwoord te geven.

We hebben de jongens maar laten winnen, het was moeilijk te zeggen wie er sneller was als het eerlijk was gegaan, maar in valsspelen blonken ze in ieder geval uit. We hebben hun geheim niet kunnen kraken, maar wat wil je ook in de gevangenis van Cagayan de Oro.

woensdag 29 september 2010

Verjaardagscadeautje

Voor mijn verjaardag kreeg ik een apart cadeautje (zie foto), van een man wiens gebit en intelligentie er al net zo slecht aan toe waren als zijn handschrift. Voor mij was het een prachtig cadeau, mooi om te zien dat er eindelijk eens een wet wordt gehandhaafd (al is het een stompzinnige) in dit land van ‘verberg je tranen achter je glimlach’, waar het stukbreken van mooie dromen op de harde werkelijkheid wordt verholpen met nog meer mooie dromen en wetten.

Ik had het denk ik ook over mezelf afgeroepen. Voor mijn thesis had ik bij het gemeentehuis een kopie van de Gemeentelijke Milieuwet opgehaald. Die stond vol met juweeltjes, zoals bijvoorbeeld artikel F, de ‘pee and piss in public places ban’. Dan had je allemaal verboden op het vervuilen van de lucht met uitlaatgassen en open vuur, het op straat werpen van plastic, verpakkingen, sigarettenpeuken en al het andere afval, kortom, het boekwerkje was een soort beschrijving van wat je allemaal tegenkomt in Claveria. Het mooiste vond ik wel het verbod op het uitdelen van plastic zakjes bij het verkopen van goederen, op straffe van 1000 tot 2500 pesos boete. Eén van de meest uitdagende sporten van Snooch en mij hier is namelijk dingen proberen te kopen zonder er een plastic zakje bij te krijgen. Met uitleggen dat je geen plastic zakje nodig hebt (omdat je die tube tandpasta ook wel gewoon zo kunt vasthouden, die vijftig meter die je naar huis moet lopen) krijg je het Filippijnse winkelpersoneel niet gek. Na een tactisch geplaatst begrijpend knikje wordt je tandpasta in een onbewaakt ogenblik toch snel in een miniscuul plastic zakje gestopt en met een overwinningsgrijns aan je meegegeven.

Maar nu had ik dus een nieuw wapen ontdekt: de Wet. Dus tijdens het kopen van vier zakjes oploskoffie paste ik dit meteen toe: “Wist u, mevrouw, dat u een boete kunt krijgen van 1000 tot 2500 pesos als u mij een plastic zakje geeft?” Met een verveelde en gespeeld onbegrijpende blik kijkt de vrouw me aan. Wacht jij maar, americano, jouw tijd komt nog wel. Ik stop de zakjes koffie in mijn broekzak, stap op mijn motor en rij weg. En ja hoor: de Wet blijkt inderdaad geen verlossing te brengen. Een boete van twee euro is mijn straf. Overtreding: One Way.

Vijf minuten later koop ik een brood bij een bakker een stukje verderop. De eeuwig wachtende motormannen roepen me al toe met mijn nieuwe bijnaam: “One way Joe, where you going?”

woensdag 22 september 2010

Update

Van verschillende kanten kregen we al te horen dat de blog al zo lang leeg was, sommigen vreesden zelfs voor ons leven. Het goede nieuws is: we leven nog. Slecht nieuws is er eigenlijk niet. Snooch is op dit moment aan het duiken bij het eilandje Malapasqua, voor de kust van het grotere eiland Cebu, samen met haar twee vriendinnen van Gugma sa Kabataan (waar ze vrijwilligerswerk doet, voor hen die niet weten). Pooch is aan het stressen voor een presentatie die hij vanmiddag om 15.00u moet geven over zijn onderzoek, aan zijn collega’s, allerlei mensen van de universiteit, de gemeente, en de Landcare Foundation, en hopelijk ook nog wat leden van Landcare. Die presentatie is een soort van afsluiting van Pooch’ tijd in Claveria, hoewel hij de komende week nog netjes op kantoor aan zijn verslag zit te werken en wat laatste interviews doet. Thelma heeft inmiddels 138 enquêtes afgewerkt en is as we blog bezig met het herstellen van wat foutjes in ongeveer 40 daarvan. Het uiteindelijke verslag gaat in Nederland geschreven worden, en is precies een maand voor Sinterklaas af. Bij deze is iedereen uitgenodigd voor de buluitreiking op 26 november (niet 18 zoals sommige mensen misschien zijn wijsgemaakt).

Afscheid dus. Volgende week vrijdag is afscheidsfeestje in Cagayan de Oro, voor zowel mensen uit Claveria als mensen van Gugma. Hebben we er zin in? Ja, best wel. We hebben een prachtige tijd gehad hier, altijd omringt door vriendelijke mensen, een mooi klimaatje (in Claveria dan), en vrij veel geluk wat betreft onze bezigheden. Een ervaring die ons weer een klein beetje wijzer heeft gemaakt. Maar het blijft anders, vreemd, niet onze wereld. Dat is toch juist het leuke? Ja, maar niet altijd. Een kop warme chocolademelk drinken, pepernoten eten en onder een donzen dekbed slapen, dat is waar je op een gegeven moment naar gaat verlangen. De kou in je gezicht en de onmiddelijke aandrang te urineren als je een warme kroeg uitstapt. Bij vrienden lunchen (Brood! Hagelslag! Kaas! Zelfgebouwde broodjes gezond!) en de hele middag blijven hangen en leuteren over niks, terwijl het buiten hondenweer is. Denken aan ‘de naaimachine naait en de nietmachine niet’ en dan beseffen dat je omringt word door mensen die precies begrijpen hoe grappig en stompzinnig dat tegelijk is. Niet meer het gevoel hebben dat je vrienden juist zo ver weg lijken als je ze een mailtje typt. Als je zo lang weg bent krijg je zelfs zin in een kerstkransje.

Kortom, tijd om naar huis te gaan. Niet omdat het hier niet leuk was – integendeel, het was hier wel leuk. Maar omdat het daar, bij jullie in Nederland, ook zo leuk is. Ondanks Wilders and his allies, aan wie alle heb-uw-vijanden-lief-liefde toekomt.

11 Oktober zijn we er weer, en we overnachten dan eerst een tijd in Hotel Chico Mendes. Daarna? Wie het weet moet zijn vinger opsteken.

zaterdag 4 september 2010

Foto's

Bekijk hier een paar foto's van onze vakantie met Piet en Anneke!

zaterdag 21 augustus 2010

Gastcolumn Piet en Anneke de Blaeij: Never a dull moment

Het is vandaag een week geleden dat we vanuit Manilla op het vliegveld van Cagayan de Oro (CDO) aankwamen. Best een spannend moment. Hoe zou het zijn met onze beminden, Snooch en Pooch? In de aankomsthal van het bloedhete vliegveld wacht ons een kleine schok: Snooch noch Pooch te zien. Effe belle dan maar. En dan ineens dat sms’je: zijn jullie geland? Wij typten zo snel mogelijk met onze te grote handen op het te kleine toetsenborde ‘ja’ in en drukten na enig gezoek op de knop ‘verzenden’. Praktisch onmiddellijk volgde het antwoord. "We staan voor de aankomsthal op jullie te wachten". Wij hebben zo snel mogelijk onze bagage bijeen gegrist en snelden langs een aantal dames en heren in groene uniformen, voorzien van veel te grote automatische geweren voor zulke kleine lieve mensen, en ja hoor, daar stonden ze. Snooch vloog haar moeder in de armen, even later gevolgd door Pooch, en pa Piet legde alles vast op het kaartje van het HP-cameraatje.

Ook Manong Nannie, die we kenden uit de digitale overlevering, was aanwezig. Geweldig om ook hem te ontmoeten. Hij reed de 4WD van ICRAF. Eerst gingen we nog even de stad in om Susan en Bony op te halen. Daarna kregen we een schitterende sightseeing in en om CDO aangeboden. ’s Avonds gingen we met z’n allen naar Claveria, maakten we kennis met ons woonhuis voor de komende dagen, en de dag werd culinair besloten in restaurant Mars, een uiterst romantisch plekje boven een garage (dat moet zijn 'tankstation', red.).

Intussen zijn we alweer een week verder. Elke dag op zich was overweldigend. Een greep uit veel meer: wandelen door een dorp waar je als lange witte mensen een ongelooflijke bezienswaardigheid bent, habal habal meerijden op motor met chauffeur, een welkomstparty van jewelste meemaken, evenals een verjaardagsfeest bij Claverianen. Rondkijken op Pooch’s werkplek en op de campus van Moscat, een bezoek aan Sir Jun’s proefstation, inclusief fruitlunch waarvoor de verse cocosnoten door een ‘boy’ van 40 jaar bovenuit een boom werden gehaald, een bezoek aan Gugma House waar Snooch vrijwilligerswerk doet, waarvan mevrouw Minda zegt, met enige oosterse overdrijving, dat ze God elke dag dankt voor ‘Cathy’s pastoral and educational gifts’. Waarna het goed is om tijdens een stevige raft in de Cagayan River al het teveel even af te wassen.

Vandaag zijn we voor tweede dag op Camiguin. De Hibok Hibok gezien, achterop de huurmotor rondgecrosst: ma An achterop bij Snooch en ik bij Pooch. Het is lang geleden dat we onze armen om zulke ranke lendenen geslagen hebben. Kortom: fantastisch hier. En dat terwijl al die vragen over rijkdom en armoede, vrijheid en onderdrukking, recht en onrecht, voortdurend als colonnes miertjes door je gedachten en gesprekken kruipen. Kortom: never a dull moment.

zaterdag 14 augustus 2010

Rijst

Op de Filippijnen is het verschil tussen eten en snacken heel eenvoudig: eten is mét rijst, snacken zonder. Ter illustratie: mijn supervisor vertelde over zijn tijd als PhD-student in Duitsland dat zijn huisgenoten aan het begin zo vreemd opkeken als hij drie keer per dag in de keuken stond om eten te maken. Na een paar weken paste hij zich maar aan de Duitse gewoontes aan: “Toen at ik net als de Duitsers nog maar één maaltijd per dag.”

Vanavond gingen we naar Mars, en daar is het al net zo. Het restaurant Mars, niet de planeet, voor de duidelijkheid. Het enige restaurant in Claveria met een menukaart, waar we inmiddels stamgasten zijn. Voor het eten hadden Snooch en ik nog een bak cornflakes en een chocolademuffin gegeten en toen we weg wilden gaan trakteerde Susan—onze beschermengel tevens secretaresse bij ICRAF—ons op de koning van het fruit, de durian*. Ik was dus al vrij vol toen we bij Mars aankwamen en ik had wel genoeg aan een soepje en een broodje kip.

Het meisje achter de bar bij Mars was waarschijnlijk al langere tijd bezorgd over mijn gezondheid. In een land van overvloed, zoals Nederland, is dun zijn slechts een wens, maar in een land waar armoede heel gewoon is, is het een teken van ziekte en ellende. En nu kwam die magere buitenlander hier ook nog eens alleen maar soep en brood eten! Toen Snooch naar haar toekwam om af te rekenen, kon ze haar bezorgdheid niet langer onderdrukken: “Maar… hoeft hij dan niet te eten?”

* “The durian is definitely an acquired taste. During its acquisition you might lose your interest in acquiring it.” –Lonely Planet

(“Voor je durian lekker vind, moet je echt wel even wennen. Het is niet ondenkbaar dat je terwijl je eraan probeert te wennen, je geen behoefte meer hebt het nog lekker te gaan vinden.”)

donderdag 5 augustus 2010

Hond

In Claveria heeft bijna iedereen wel iets te koop: het fruit dat ze net geoogst hebben, zoete aardappelen, sperziebonen, zelfgemaakte sieraden of pindakaas. Vaak zijn die spullen net iets goedkoper dan op de markt, een kilo watermeloen bijvoorbeeld kost je dan niet de volle 17 eurocent, maar slechts 12. Thelma, die niet alleen mijn onderzoeksassistent is maar ook doorgewinterde huisvrouw, laat zulke kansen natuurlijk nooit schieten. Het gebeurt ook vaak dat we dingen gratis meekrijgen, meestal groente of fruit of iets anders eetbaars. Een paar dagen terug kregen we iets ongebruikelijks aangeboden: een puppy. Ik beschouwde het als een grap, maar Thelma zag er wel wat in. Er werd een oude kunstmestzak gehaald waar een hoekje uit werd geknipt, waar de pup precies met zijn kopje doorheen stak. Thelma legde de zak met het bovenste stuk over het zadel van haar motor, waar zij dan weer op ging zitten en zo kon het kleine hondje mooi mee naar huis. Vanochtend vroeg ik haar er nog eens naar.

Hoe gaat het eigenlijk met je puppy?
Mijn man vond het maar niks dat ik ineens een hond mee naar huis had genomen. Hij zei dat hij hem zou verdrinken.
Ai.
Omdat het zo’n scharminkel is.
En, heeft hij dat al gedaan?
Nog niet, ik geef het hondje nu elke de melk die mijn kleindochter over laat. Na drie dagen zag hij er al veel beter uit. Nog niet echt dik, maar wel veel gezonder.
Heb je wel eens vaker een hond gehad?
Heel vaak, maar ze worden meestal opgegeten.
Opgegeten?
Ja, door de buren.
De buren eten hond?
Alleen sommige van onze buren, hoor.
Dat is een hele geruststelling.
Nick zei, als het hondje een pup is, is hij van ons, maar je zult zien dat als hij groot is, dan is hij ineens van de buren… Vorig jaar december was onze hond ineens weg.
Rond kerstmis?
Haha, ja, in de buurt van kerst. En onze andere hond… toen een van de kinderen van onze buren was geslaagd hadden ze een barbecue. Nick zei tegen mij, hé, bij de buren zijn ze hond aan het grillen. Daarna heb ik onze hond nooit meer ergens terug gezien!

dinsdag 3 augustus 2010

"en dan nu allemaal lachen..."

In de gevangenis zaten de afgelopen keer drie nieuwelingen. Drie jongens dit keer. John John, Mohammed en Mark. Hun zaken waren respectievelijk diefstal, verkoop van Rugby (lijm die de kinderen snuiven omdat het je hongergevoel wegneemt en ze doet hallicuneren) en moord. In totaal zitten er meestal ongeveer 14 jongeren tussen de 16 en de 18 jaar in de gevangenis. Er zijn iets meer meiden dan jongens, de meeste jongeren zitten er vanwege diefstal, maar er zitten er ook vanwege het veelvuldig gebruik van Rugby. Eén zit er vanwege verkrachting en nu dus één vanwege moord. De kortste straf is zes maanden, de langste twee jaar.

Iedere twee weken bezoek ik deze jongeren en geef ze Engelse les. Tenminste, dat probeer ik, maar eenvoudig is dat niet. Het niveau van de jongeren ligt nog al uiteen: een aantal meiden heeft middelbare schoolniveau, terwijl anderen geen woord Engels kunnen. Er is zelfs één gast die niet kan lezen of schrijven. Maar goed, ik probeer het en ik ben daar niet alleen. Maibelle, de sociaal werker van Gugma, kan voor mij vertalen.

Afgelopen keer ging de les over familierelaties. Nadat ik met behulp van een stamboom alle familieverbanden had uitgelegd mochten ze zelf de stamboom tekenen van hun eigen familie. Zodra die af zou zijn, zouden ze hem voor iedereen moeten presenteren. De stamboom tekenen was één groot feest, de een had een familie van drie, alleen een vader en een oma ofzo en de ander had een familie van dertig en daar waren de aangetrouwden en hun kinderen nog niet bijgetekend. De jongeren met kleine families hadden geluk waren snel klaar, zij konden mooi degenen helpen die het allemaal een beetje te ingewikkeld vonden. Uiteindelijk was het gelukt en waren er 14 stambomen die er min of meer leesbaar uitzagen. Toen kwam het presenteermoment. Eerst een middelbare schoolmeisje met een familie van 30 die ze in sneltreinvaart allemaal wist op te noemen. Daarna werd het moeilijker, maar met een beetje overredingskracht waren er nog wel een aantal naar voren te krijgen. Maar Mark en Jhonel (zaak: moord en verkachting), die wisten zich goed afzijdig te houden. Ze waren te verlegen.

Na de presentaties kwam de bewaker zeggen dat het nu afgelopen moest zijn. Nog snel één spelletje dan. “Ga maar allemaal in een kring staan. Gooi je armen los! Swing met je heupen! Draai met je benen! En wiebel met je hoofd!” Veel gegiebel,en iedereen deed mee. “En dan nu allemaal lachen...”
Langzaam kwam er wat gelach op gang en toen was het alweer afgelopen. Tot over twee weken!

vrijdag 30 juli 2010

Meester der Wetenschap

Hoezeer het mijn hart ook verscheurt de kans te missen een paar mooie anekdotes op te dissen, zal ik deze keer eens een poging doen zo droog en saai mogelijk te vertellen waar ik mee bezig ben in mijn afstudeeronderzoek. In theorie is dat immers de reden (of misschien beter, de oorzaak) dat wij hier zijn en zijn de meeste gebeurtenissen en personen die op deze blog langs wandelen slechts bijzaak. Laten we elkaar vooral in de waan laten dat die dingen waar je het meeste tijd aan besteed ook de belangrijkste zijn.

De afgelopen weken ben ik bezig geweest met het maken van een enquête. Prachtig. Ik maak gebruik van een bestaande enquête, die ik alleen wat heb ingekort en aangepast aan de lokale situatie. Door middel van die enquête probeer ik er achter te komen of de reden dat sommige Landcare-groepen (zie een van de vorige blogs) blijven voortbestaan en andere niet, verklaard kan worden door de hoeveelheid ‘sociaal kapitaal’ waar de leden van zo’n groep over beschikken. Sociaal kapitaal dat wat mensen in staat stelt samen te werken: het hebben van goede relaties met de juiste mensen, onderling vertrouwen, toegang tot informatie en communicatiemiddelen, et cetera.

Het eindproduct moet in het Visaya zijn, de grootste taal in de Filippijnen. Mocht je nu, lieve lezer, denken dat dat dan ook de nationale taal is, helaas, dan heb je het mis. De nationale taal is Tagalog, uitverkoren om de simpele reden dat in de tijd dat ‘s lands machtigen besloten de Filippijnen te verenigen door een nationale taal te adopteren, de president afkomstig was uit een gebied waar ze Tagalog spreken. Het is een beetje alsof je in Nederland Fries de nationale taal maakt omdat de premier toevallig een Fries is. Op school is alles in het Engels of in het Tagalog, zodat de meeste Filipino’s nooit hun moedertaal echt goed leren spreken, laat staan schrijven. Heel treurig allemaal. Maar laat ik mezelf in acht nemen hier, ik ben alweer enorm afgedwaald.

Omdat ik zelf maar drie woorden Visaya spreek, doet mijn assistent Thelma (die behalve in haar kunde van het Engels, goud waard is in allerlei opzichten) de vertaling van Engels naar Visaya. Ze schrijft de vertaling op papier en ik typ dat dan weer over. Dat moet je echt eens doen, je lacht je dood. Een hele lap tekst overtypen in een taal waar je geen snars van begrijpt. De enquête zelf wordt volledig door Thelma afgenomen, te beginnen volgende week, omdat mijn aanwezigheid weinig toegevoegde waarde heeft zonder kennis van de taal. Kortom, ik download een enquête, schrap wat vragen, laat hem door iemand anders laten vertalen en afnemen, schrijf er een rapportje over en ik word Meester der Wetenschap. Makkelijk zat.

Doordat ik er in de planning niet bij stil had gestaan dat ik zelf niet zoveel tijd kwijt ben aan het afnemen van de enquêtes, heb ik nu ineens zeven weken extra tijd. Af en toe zal ik met Thelma meegaan om te kijken hoe het allemaal loopt en om nog wat meer mee te krijgen van het platteland van Mindanao, oftewel mijn buikje rond te eten aan allerlei te gek fruit dat vers voor je uit de bomen wordt gehakt met een machete. Nog steeds houd ik dan veel tijd over, waarin ik alvast mijn verslag ga schrijven. Dat zou tot het onvoorstelbare resultaat kunnen leiden dat ik voor de deadline klaar ben. De resterende tijd kan ik dan eventueel vullen met het schrijven van een wetenschappelijk artikel, om mijn moeder een plezier te doen.

zaterdag 24 juli 2010

Niets zo stoer als een melkboer

Een bezoek aan het eiland Samal was het eerste onderdeel van onze vakantie in Davao met Jan Ubbo. Een van de mooiste dingen op de Filippijnen is een boot pakken naar een eilandje, een scooter huren en dan lekker rondcrossen over onverharde wegen, van strand naar strand. Dat wilden we met Jan ook meemaken, en hoewel hij aan het begin wat beteuterd en onzeker voorttufte over het eiland kreeg hij al snel de smaak te pakken en scheurden we er lekker op los.

De laatste dag dat we op het eiland zijn willen we naar de vleermuizengrot. Omdat een aanwijsbordje hier net zoiets raars is als een maaltijd zonder rijst of vlees, vragen we elke zoveel kilometer de weg. Typisch Filippijns wordt met een ‘waar heb je het over’-blik onze vraag herhaald: bet keeb, bet keeb?! Als je dan zegt dat je inderdaad de bat cave zoekt, wijzen ze netjes de weg. Zo ook de melkboer.

Samen met zijn vrouw zit hij op zijn scooter, waarop aan de achterkant twee grote kubusvormige bakken zijn bevestigd. Nog niet in het besef dat we hier met een melkboerenpaartje van doen hebben, worden we overrompeld door zijn wedervraag: hebben jullie zin in verse melk? Ja hoor eens, wij zijn Nederlanders, we staan al weken droog, onze botten hebben nog nooit zo’n gebrek aan calcium geleden, natuurlijk willen wij verse melk! Doe ons alle drie eerst maar eens een half litertje, dan zien we daarna wel verder.

De melkboer doet zijn koelbox open en laat ons zijn schatten zien: koude, verse pure melk, chocolademelk, mangomelk, je kan de smaakjes zo gek niet bedenken of ze hebben het. De verpakking vertelt ons dat er aan deze melk ook suiker is toegevoegd – we zijn hier wel op de Filippijnen, en daar is suiker één van de culinaire geboden: koffie, ketchup, spaghetti, brood, overal gaat lekker veel suiker in. Dus ook in de melk. Gelukkig blijkt daar weinig van te merken en we genieten even van dat wat in Nederland haast zo gewoon is als kraanwater (niet dat we er bij ons thuis water uit de kraan komt, maar dat terzijde).

Aangestoken door ons enthousiasme nodigt de melkboer ons uit om mee te gaan naar de boerderij waar de hemelse drank vandaan komt. Daar worden we direct hartelijk ontvangen door de eigenaar, de enige melkveehouder op Samal en waarschijnlijk in de wijde omgeving van Davao. Het is zo iemand die de Filippijnen kleur geeft: een dikbuikige patriarch met een smakeloos toeristisch T-shirt van één of ander ver oord en één brok gastvrijheid: na onze rondleiding over de boerderij beveelt hij familieleden en werknemers om tafels en stoelen, koffie, broodjes en vers fruit voor ons klaar te zetten. Hij heeft een hoop koeien, maar slechts een stuk of vijftien zijn productief. Die produceren zo’n tien liter melk per dag (nog geen kwart van een goede Nederlandse koe), wat allemaal wordt verdeeld over het peloton scootermelkboeren, die dus met zijn allen driehonderd halveliterflesjes moeten slijten aan de lactose-intolerante bevolking. En als je op vakantie bent met Jan, worden de conclusies snel getrokken: dit businessmodel kan in Nederland nooit uit. We kopen nog een paar halve liters melk en nemen weer afscheid van de melkboer.

Als we later die dag staan te wachten op de veerpont terug naar het vasteland, komt er weer iemand naar ons toe: verse melk? Trots laten we hem de inhoud van onze tas zien en tevreden gaat de melkboer op zoek naar nieuwe klanten.

PS. Zo gaat een aardbeving van 6.9 op de schaal van Richter:
"Houd eens op met zo met je been wiebelen, het hele bed trilt!"
"Maar ik doe helemaal niks!"
"Oh... Zzz"

zaterdag 17 juli 2010

Handjes in de lucht met Jan

De blogstilte van de afgelopen twee weken heeft een simpele reden: we waren te druk met vakantie houden. Zelfs nu hebben we nog even geen tijd om er over te schrijven, maar dat komt snel. Als troost kun je in de tussentijd een verslag lezen in de kenmerkende no-BS stijl van Jan Ubbo of even genieten van deze mooie dialoog met een groepje Filipino's.

Where are you guys from?
> We're from Holland!
Poland?
> No, Holland! The Netherlands!
Aah.. Holland! Where in the United States is that?
> It's not in the U.S., it's in Europe, next to Germany!
Aah... Poland! Next to Russia?
> No.. never mind. You look like sisters, are you twins?
Haha, twins! No, we're thirty.
> No, I mean, are you twins?
Hahaha, no! We are from Manila, we're lawyers.
> OK, nice to meet you...

Tot snel!

maandag 28 juni 2010

De Voortekenen

5-4. Dat was volgens mij de score vanmiddag bij het voetballen, ik kan me ook misrekend hebben, maar in elk geval misplaatste ik twee kardinale kansen aan het eind, die als ik beide gescoord hadden dus zouden hebben geresulteerd in winst voor mijn team. Elke middag voetbal ik een uur om de verveling te verdrijven die een dag kantoorwerk heeft opgeleverd, en de prestaties van mijn team en mijzelf bepalen dan mijn humeur in de uren die volgen. Snoochloos en in de vaste overtuiging dat de slechte uitslag een voorteken is voor de wedstrijd vanavond tegen Slowakije, trek ik de druilende regen in op zoek naar eten, waarbij de achterkanten van mijn slippers hun uiterste best doen mijn pasgewassen kuiten een modderbad te geven waar een Ivoriaans dwergnijlpaard jaloers op zou zijn.

Voor mezelf koken is in deze toestand natuurlijk uitgesloten, dus ik besluit mijn geluk te beproeven bij het nieuwe restaurant. Nieuw, dat klinkt heel wat, maar het is niet zo bijzonder, de nieuwe winkeltjes verschijnen hier als pop-up venstertjes voordat de pop-upblocker was uitgevonden, of verzin zelf maar een betere vergelijking en sms naar 3250, dat is trouwens ook mijn pincode, weet je dat ook gelijk. Sommige winkeltjes zijn echt nieuw, andere hebben zich een tijd vermomd als verlaten pand met dichte luiken en ontpoppen zich plotseling tot een plek waar een tot nog toe onbedachte combinatie van artikelen wordt verkocht, bijvoorbeeld medicijnen, kaas en blikgroenten.

Het nieuwe restaurant heeft mijn voorkeur vanwege de geplette en gebakken aubergines die ze daar verkopen, die samen met loempia’s en rijst een redelijk maal vormen voor een flexitariër als ik. Eigenlijk zou het niet moeten kunnen, zo’n vleesetende vegetariër, net als dat planten geen vlees horen te eten en joden geen messiassen horen te belijden. Dat maakt mensen in de war. Hoe dan ook, het restaurant blijkt voor straf gesloten en pruillippend bestel ik dus maar een cheeseburger bij het barretje voor het restaurant, dat wel open is. Het blijkt twee voor de prijs van één, dus het van het jood- of plantzijn blijft weinig over – als je het nog snapt, lieve lezer, proficiat en chapeau. Zittend aan de bar bestel ik er een Amerikaans biertje bij en terwijl de hamburgers samen anderhalf keer zo klein blijken te zijn als één normale, blijkt het biertje anderhalf keer zo sterk te zijn als normaal, wat er wel inhakt na een uur voetballen.

Als een ondervoede straathond duik ik dus de regen weer in, op zoek naar meer. De markt, daar gebeurt het, daar moet ik zijn. ‘Sir Leo, mayong gabi-i!” Het is een jongen die ik ooit op de boerderij van mij begeleider heb ontmoet, die hier nu Landbouw studeert. Hij staat bij de balutkraam, waar ze gekookte eendeneieren met of zonder eendenfoetus verkopen. Een Filippijnse specialiteit. Ik wens de jongen waarvan ik de naam niet nog eens durf te vragen ook netjes goedenavond en neem mezelf voor de balut te proberen. Ik gok op de beige variant, die gelukkig genoeg geen foetus bevat. Gezellig kletsend werk ik het ei naar binnen, dat niet veel anders smaakt dan de zondagochtendeieren in het onvolprezen hotel Chico Mendes te Utrecht. Als ik het op heb, blijken de jongen en zijn vrienden er iets minder gemakkelijk onder te zijn geweest. Voor ze zich uit de voeten maken vragen ze nog beleefd toestemming: “mogen we nu weg, sir Leo?”

Voor het toetje valt de keus van mijn naar zoet sap smachtende smaaksensoren op de ananassen, die als middeleeuwse koningen met dikke buiken en groene kronen bovenaan de kraam tronen. Een verkoopster is niet in de buurt, maar die van het buurkraampje waarschuwt haar al. Voor het gemak vertaald ze haar Visaya voor mij: “ik heb tegen haar gezegd dat er een lange knappe klant op haar staat te wachten!” Als de verkoopster zegt dat de ananas 15 pesos kost (25 eurocent), vraagt haar collega: “Filipino price of foreigner price?” Het kan mij allemaal niet schelen, voor 15 pesos ben ik de gelukkige eigenaar van een dikke en ontkroonde ananas, zonder plastic tasje mevrouw! zonder plastic tasje? jazeker, ik kan hem zo wel dragen en het is ook beter voor het – hee, krijg nou wat! niet stiekem toch in een plastic tasje doen! die ik bij thuiskomst snel ontdoe van zijn mantel met onze nieuwe Chinese imitatie van een made in Germany-mes en in mijn eentje helemaal verorber. Voldaan kan ik gaan wachten ik tot het tien uur is, en ik bij mijn begeleider Nederland-Slowakije kan gaan kijken. Inmiddels heb ik er ook wel weer vertrouwen in. Als ik een hele ananas op kan, dan kan een leeuw op voetbalschoenen heel de wereld aan.

woensdag 23 juni 2010

Pee-noy

Na twee maanden zijn er steeds meer tweede keren. De tweede keer naar hetzelfde strand, de tweede keer naar het zwembad, de tweede keer pannenkoeken bakken met gebleekt all-purpose tarwebloem en poedermelk. De tweede keer vallen andere dingen op. Bij het zwembad gaat de grootste aantrekkingskracht nu uit van de douche, of preciezer, de stevige straal fris beekwater die uit het afgezaagde uiteinde van een vuistdikke plastic buis op je rug klatert als je de lengte hebt van een Filippino, of net boven je kont als je een lange Hollander bent. De palmen in al hun vreemde en gebruikelijke vormen, de bananenbomen met hun in plastic verpakte trossen, het vijftien meter hoge bamboe dat onder zijn eigen gewicht krom buigt, de eng steile hellingen begroeit met mani mani, een imitatie van pinda met bladeren die wat weg hebben van klaver en gele anemoonachtige bloemetjes die daar fier bovenuit steken – na twee maanden slurpt het niet meer de aandacht op die het misschien verdient. Andere dingen winnen het gevecht om onze verbazing, zoals de hond die eruit ziet of hij al drie maanden dood is maar is vergeten te sterven en daarom rondloopt in een staat van voortschrijdende ontbinding. Zijn krulstaart levert het bewijs dat het smerige beest ook al de eerste stappen heeft gezet in de reïncarnatie tot varken. Uiteindelijk zal hij wel eindigen als een van de subtielere manieren om de moslims in Mindanao te tarten, in het immer voortdurende gefeest ter ere van het gegrilde varken.

Toch had ik pas nog een Eerste Keerervaring. Ook hierin speelde een beest een rol, dit keer een die zich wel duidelijk ergens tussen geboorte en dood bevond en niet in het schemergebied tussen het ene en het volgende leven, zoals de arme varkenhond bij het zwembad. De les van dit verhaal zal ik gelijk maar weggeven: je moet niet op het uiterlijk afgaan, ook niet bij dieren. Beter een schrale varkenhond die om je enkels cirkelt dan een schitterende zwarte zee-egel met fluorescerende oranje oogjes in je voetzool. Ingespannen kijkend naar iets waarvan ik nooit zeker zal weten of het echt een zeeslang was, verloor ik mijn evenwicht op het smalle stuk beton waarop ik zat, en in de kwartseconde die volgde had ik niet de tijd om uit te kienen waar ik mijn voet zou neerplanten. Ik wist al dat je je voet niet op een bos lange scherpe naalden moet zetten, en dat die beesten giftig zijn en dat je beter met waterschoenen kan zwemmen. Maar dit bood me een kans om iets nieuws te leren: er moet overheen gepist worden. In een vlaag van respect voor de lokale kwakzalverij stemde ik hier mee in, en al snel werd de lokale urine – hoe meer tijd mensen op en bij zee doorbrengen, hoe hoger de kwaliteit van de pis – van alle kanten in bekertjes en emmertjes aangevoerd.

Als ik die heerlijke neiging tot onverschrokken overdrijving had gehad die Latijns-Amerikaanse schrijvers zo vaak hebben, zou ik nu beschrijven hoe de vissers, de kapiteins van de watertaxi’s en bewakers van het marien reservaat als ouderwetse brandweermannen voor me in een rij stonden en de bekertjes achter elkaar doorgaven, om de brandende pijn in mijn voet te blussen met hun zure urine. Ik ben echter een nuchtere Hollander en zal me daarom helaas moeten beperken tot de pisgele waarheid. Die was gelukkig al verrassend genoeg: terwijl de genoemde vissers, kapiteins en reservaatbewakers achter een zandduin bespraken hoe anders een blanke voet zou reageren op een rendez-vous met een zeeëgel dan een pinoy (Fillipijnse) voet, deed mijn geliefde echtgenote haar uiterste best om mijn pijn te verlichten. En zowaar, het bleek nog te werken ook. Sterker nog, de even later in een bekertje aangevoerde lokale pis was inderdaad van betere kwaliteit, en de pijn trok al snel helemaal weg.

Het verhaal eindigt met een bezoek aan de ziekenboeg van het kustdorpje Jasaan, een rekening die zo laag is dat ik hem niet eens bij de ziektekostenverzekering durf in te dienen en – zoals elke medische geschiedenis in mijn familie – met het weledelzeergeleerde advies van mijn vader in de trant van ‘het gaat over of het wordt erger’. Wat nog wel het vermelden waard was is dat ze alvorens tot actie over te gaan me eerst een formulier in lieten vullen waar onder andere werd gevraagd naar mijn religie en dan mijn bloeddruk en gewicht opnamen. Tot het meten van mijn lengte achtten ze zichzelf denk ik niet in staat, waardoor de kennis over mijn gewicht volledig nutteloos werd. Niet dat ik dat erg vind, ik balanceer qua BMI al mijn hele leven op het randje van de dood, daar hoeft geen enkele Filippijnse verpleegster over te panieken. Het was een interessante blik in de Filippijnse medische wereld, maar hopelijk blijft het wat deze ervaring betreft bij een eerste keer.

dinsdag 15 juni 2010

Het huis van Jael

Ik wil je de mogelijkheid geven om een blik te werpen in het huis van Jael. Jael is een van de kinderen van Gugma house en afgelopen donderdag ben ik bij hem thuis geweest.

Gebruik je verbeelding, neem één kamer van je eigen huis, ben je student, dan heb je een makkelijke keuze. Gooi alles weg wat je hebt, behalve: één plank, je houten bedbodem, je kookstel, wat oude kleding en vodden en een paar afbeeldingen van Jezus aan het kruis. Nu je toch bijna geen spullen meer hebt, kun je de kamer ook wel halveren. Maak de kamer kleiner tot er vijf vierkante meter over blijft. Gooi de kleding en de vodden op de grond. Sluit vervolgens de stroom af en draai de waterkraan dicht. Vervang drie van je vier muren door bamboe en vervang de vierde door een gordijn te maken van één van je oude vodden. Last van lekkage? Dat heeft Jael ook en het regenseizoen is nog maar net begonnen. Het dak vervang je met golfplaat en de vloer moet je vervangen met bamboe. Het geheel plaats je op palen van een halve meter hoog. Werkt je kooktoestel op gas? Ga hem ruilen voor een kolenvariant, gas is niet te betalen. Als laatste, vraag je oma en je vader bij je te komen wonen.

Zo leeft Jael, en hij is geen uitzondering. Neem bijvoorbeeld het huis van Johny aan de rivier, dat huis was weg. Het was te gevaarlijk. De huizen aan de rivier staan welliswaar op palen, maar de palen zijn maar een meter hoog en bij storm kan het water wel twee meter stijgen. Johny’s huis is verdwenen. Hij woont nu met zijn negen familieleden in de bovenverdieping van een huis. Stel je daar niet teveel bij voor, de benedenverdieping is ongeveer 14 vierkante meter, de bovenverdieping is niet groter.

En dan het huis van Novie, daar ligt een ziek zusje op de grond en verder is er niet veel meer dan een televisie. Of het huis van Fey, dat lijkt op dat van Novie, maar dat staat gewoon op de begane grond. Van een vloer is geen sprake, ze leven op de klei.

Straten, die heb je ook in de buurt van Jael, ze zijn ongeveer zo breed als een brandgang, soms liggen er wat stenen, maar de meeste straten zijn van klei en modder. Er lopen honden en het stinkt er naar pis.

Eerst verbaasde ik mij over hoe onzichtbaar armoede is bij boeren in Claveria. Iedere boer heeft wat land en een huisje, ze kunnen overleven, tot ze ziek worden. Je ziet niet aan ze hoe arm ze zijn. In deze wijk in Cagayan waar Jael woont is armoede wel zichtbaar, armoede valt hier niet te versluieren. De mensen hebben hier niets dan hun drie of vier muren en heel erg veel familie.

donderdag 10 juni 2010

Verborgen Vallei

Vanochtend moest de motor het even zonder me doen. De weg naar Punong was zo steil, smal en hobbelig en er lagen zulke grote stenen, dat het geen goed idee zou zijn om daarop naar beneden te gaan op de motor. Dat zou gevaar opleveren voor zowel de motor als voor mijn plan om voorlopig nog even in leven te blijven. Daarom was een flinke wandeling door het tropisch regenwoud een mooi onderdeel van mijn werk vandaag. Wel gewoon over de paden hoor, geen Markistische praktijken.

Punong ligt diep in een vallei, door bergen afgesloten van de bewoonde wereld. Met wolken die aan de bergtoppen plakken, levert het sterke associaties op met de Verborgen Vallei, elke degelijke Donald Duck-fan bekend. Ze hebben hier trouwens wel gewoon cola in flesjes met metalen dop, en geen vierkante eieren. En ze zijn volgens mij ook niet allemaal eindeloos gelukkig. Punong is één van de vierentwintig barangays, of dorpen, die samen de gemeente Claveria vormen, en de zestiende die ik samen met Thelma bezocht voor een interview met de leiders van het dorp en Landcare aldaar. Morgen en volgende week doen we de laatste vijf, dan hebben we alle barangays in Claveria waar ooit Landcare is geweest gehad.

De uitkomst, tot nu toe, is dat je Landcare-groepen die nog actief zijn echt met een lampje moet zoeken, maar dat ze hier en daar wel te vinden zijn. Mijn sterk herziene onderzoeksplan is daar dan ook van afhankelijk: ik ga proberen uit te leggen waarom sommige groepen wel actief blijven, en andere niet. De wetenschappelijke literatuur suggereert dat dat komt door het mysterieuze ‘sociaal kapitaal’: de hoeveelheid sociale relaties die mensen hebben, liefst met mensen hoger in de hiërarchie, en de aanwezige normen en vertrouwen dat nodig is om met elkaar samen te werken. Dat is natuurlijk vrij ongrijpbaar. Maar gelukkig is er al vrij veel onderzoek naar sociaal kapitaal gedaan, en is er inmiddels een methode ontwikkeld om het toch te ‘meten’. Dit doe je door allerlei tastbaardere zaken te gebruiken als indicator voor sociaal kapitaal, zoals lidmaatschap in verenigingen of de aanwezigheid van telefoon en internet.

Nadat ik deze interviewserie heb afgehandeld – en daarmee een fantastische rondleiding door Claveria heb gekregen van Thelma – begint het echte werk. Op basis van die methode om sociaal kapitaal te meten, ga ik een enquête ontwerpen en afnemen bij veel te veel mensen, 140 volgens mijn onderzoeksvoorstel. Het zou mooi zijn als dat lukt, maar ook vrij saai natuurlijk om 140 keer dezelfde vragen te stellen. Daarna is het slechts een kwestie van het door een statistische wringer te halen, uitleggen waarom er niks met niks correleert, daar een mooi verslag van schrijven, een acht incasseren, bulletje ophalen en het is gedaan met het mooie studentenleven. Voorlopig gaan we daar nog even niet aan denken: maandag is iedereen vrij vanwege Onafhankelijkheidsdag, dus gaan we een lang weekend weg met wat mensen van ICRAF!

woensdag 2 juni 2010

Cathy's verjaardag

27 mei: ‘Happy advanced birthday ate Cathy!’
28 mei: ‘Happy birthday ate Cathy!
29 mei: ‘How was your birthday ate Cathy?
30 mei: ‘Surprise Cathy: a birthday dinner!’

Nooit heb ik me zo jarig gevoeld als tijdens mijn vijfentwintigste verjaardag op de Filippijnen. En buitenom de periode kerst-nieuwjaar heb ik ook nooit zoveel gegeten in één week. Want bij een feest hoort eten en feest was het regelmatig. Het begon al met de dag voor mijn verjaardag. Op het meidenkamp waar ik de afgelopen week heb doorgebracht zaten zo’n twintig briefjes met een ‘advanced happy birthday’ in mijn brievenbus en iedereen leefde met mij mee omdat het morgen de grote dag zou zijn! De volgende dag stond ik met mijn slaperige hoofd op en probeerde zo snel mogelijk de douche in te vluchten om fris te zijn voor de felicitaties. Maar helaas, voordat ik de douche had bereikt was ik al toegezongen door een aantal meiden uit Hawaii. Mijn verjaardag was officieel begonnen. Toen ik na het douchen beneden kwam, werd ik begroet met vijftig meidenknuffels en net zoveel felicitaties. En ’s middag zaten er ook weer ongeveer dertig briefjes voor mij in de brievenbus. Hier is een voorbeeld van een dergelijk briefje.

Hi Ate Kathy 05/28/2010
I hope that you happy to birthday now. And Always pray to you and Always be happy.
Forever. I know that Always remember me and we love you an We miss you so much
Welcome back to Philippino Island. Happy Birthday again Ate Kathy. God we bless you.


De avond van mijn verjaardag was de grote klapper: kuya Leo kwam langs! Helemaal moe van zijn reis moest hij eerst vijftig groetjes ontvangen van vijftig opgeschoten meisjes die helemaal enthousiast over hem waren. En er was eten, heel erg veel eten. Pasta (wat ze alleen eten bij feestjes), veel vlees en een prachtige chocoladetaart met mijn naam er op.

Ook de volgende dag was het feest nog niet voorbij. Het was de laatste dag van het kamp en voor deze gelegenheid was er lechon,het versgeslachte varken dat op deze blog al vaker is langsgekomen. En er was natuurlijk traditiegetrouw verschrikkelijk veel ander eten.

Weer een dag later was het kamp echt op haar einde en gingen Pooch en ik huiswaarts. Thuis aangekomen had Pooch niet zo’n honger. Hoewel ik het wel een beetje vreemd vond, Pooch heeft immers altijd honger, zocht ik er niet zoveel achter. Om een uur of zeven wilde ik zelf toch wel een beetje eten en ik wist Pooch te overtuigen mee te eten. Hij vroeg me eerst even mee te komen en hij nam me mee naar buiten. Daar was het huisje van ate Susan en daar was een groepje vrouwen van Pooch’ werk die voor mijn verjaardag een overvloedig verjaardagsdiner hadden gekookt!

En zelfs nog een dag later was er feest, dit keer een droevig feest. De echtgenoot van Pooch’ collega gaat studeren in Los Baños en moet daarvoor een hele tijd zijn vrouw en kind achterlaten...

(wil je meer weten over Nehemiah House of over mijn andere vrijwilligerswerk bij Gugmahouse, kijk dan voor uitgebreide informatie op relaxedradicaal.blogspot.com)

maandag 24 mei 2010

Snoochloosheid

“En dan moeten we weer rechts na een grote bananenplantage.” Omgedraaid naar Snooch schreeuwt Pooch waar ze op moet letten om de weg te vinden. Ze zitten samen op de motor en zoeken in een landschap van onverharde wegen, bananenbomen, rijstvelden en bamboehuisjes, maar zonder wegwijzers, de weg naar de boerderij van sir Jun, de baas van Pooch bij ICRAF. Hij heeft ons uitgenodigd daar de dag door te brengen met zijn familie; omdat we er één keer eerder zijn geweest, denken we het wel te kunnen vinden. We rijden slechts twee keer verkeerd en behulpzame locals willen hun karbouw-kar wel even stoppen om ons in vloeiend Visaya de weg te wijzen, dus we komen toch nog redelijk snel aan.

Op de boerderij aangekomen worden we meteen meegenomen op fruit-strooptocht. Dit was de vorige keer ook het middagprogramma, en het verveelt niet snel. Toen aten we op één dag drie nieuwe soorten fruit: mangosteen, durian, en… cashew (zie plaatje). Dat cashewbomen ook eetbaar fruit produceerden, was ons ook niet bekend. Het is zelfs de enige boom ter wereld waarvan het zaad buiten de vrucht groeit. Vandaag was de beurt aan de ‘groene mango’, die nog niet rijp is maar wel eetbaar. Je dipt reepjes mango in ketjap of zout, en dat eet je dan als snack. De strooptocht werd traditiegetrouw afgesloten met een kokosslemppartij. Snooch deed ook nog een poging om een kokospalm te beklimmen, maar kreeg halverwege al hoogtevrees.

De verhalen over Snooch zijn voorlopig alleen herinneringen. Vanochtend vertrok ze naar Cagayan, waarvandaan ze dinsdag met het Nehemiah House, waar ze vrijwilliger is, vertrekt naar Malaybalay, een stad op de hellingen van de hoogste vulkaan van noord-Mindanao. Ikzelf ging weer met de motor op pad, over dezelfde weg als zondag. Na het interview drong ik er natuurlijk op aan om de groentetuin waar we het tijdens het interview over hadden gehad ook even in het echt te gaan bekijken. Een goed excuus om nog wat over de onverharde wegen te crossen – ik bedoel, om wat belangrijke observaties te doen. En ik had geluk: Pelegia Olinan, de eigenares van de experimentele moestuin, nodigde me gelijk uit voor de lunch.

Op het menu voor de lunch stond de wereldwijde tropenfavoriet: kip met rijst. Verser kon niet: de kippen werden eerst gelokt met wat voer, waarna er twee mooie exemplaren werden uitverkoren om aan de Gast Van Ver gevoerd te worden. Terwijl de kippen bereid werden, had ik de gelegenheid om het huis van een gemiddelde Filippijnse boerin te verkennen (plassen boven een hurk-wc met twee schreeuwende vechthanen in een hok naast je oor zou ik nooit gemist willen hebben!) en de verhalen te horen van één van de leiders van het dorp.

“Tijdens de verkiezingscampagne is een stoet met politici aangehouden door de New People’s Army, hier hoog in de bergen. In de jaren ‘80 zaten die overal, ook hier in Claveria, ze hebben mij zelfs geld geboden als ik met ze mee zou doen. Maar die mensen hebben teveel vijanden, en ze slapen in hangmatten in het bos. Dat leek me niks, dus ik ben er niet bij gegaan. Ze gingen naar mensen toe, huis voor huis, en vroegen om geld, om rijst, om gegrilde kip. Dan had je de keus: ze wat geven of dood. We hebben ze toen samen met het leger en de politie verdreven door burgerwachtgroepen op te zetten. Nu zitten ze alleen nog maar aan de rand van het bos, en durven alleen ’s nachts actief te zijn.” Na de spannende verhalen komt de kip, en die is verrukkelijk. Op deze manier kom ik de dagen zonder Snooch wel door. Vrijdag ga ik ook de lange reis naar Malaybalay maken!

vrijdag 21 mei 2010

Manong Nannie

“This is my son, and this is my other son, this is my sister and that is my mother…” Binnen een paar minuten maken we kennis met allerlei familieleden en vrienden van manong Nannie, de chauffeur van ICRAF (manong betekent zoiets als ‘grote broer’ en gebruik je om oudere mannen mee aan te spreken). Op een tafel staan schalen met verschillende soorten pasta, salades, vis, en natuurlijk een grote hoop rijst. Die nemen de voorste helft van de tafel in. De andere helft wordt ingenomen door... een varken. Geslacht, leeggehaald, gegrild en volgestopt met citroengras en allerlei andere kruiden – aanschouw de befaamde lechon. Nannie viert zijn vijfenveertigste verjaardag (of zijn vijftigste; dit is het grote geheim en de gasten kunnen het er niet over eens worden) en bij zo’n jubileum hoort natuurlijk lechon.

Het eten van het varken is een groter succes dan het aanschouwen van de slacht, en ook de meeste bijgerechten zijn een groot succes. Een ervan is bijvoorbeeld een schaal met kleine bruine brokjes, smakend naar een mengsel van zoet, zuur en kruidnagel. Een behulpzame feestganger legt uit: “Dat komt ook van het varken,dat wordt gemaakt van het bloed.” OK, bedankt voor de informatie. De enorme vijftigpersoons chocolade-banaantaart, die er net nog zo lekker uitzag, moet maar even wachten tot de eetlust weer terug is.

Na het eten is de beurt aan het andere vaste onderdeel van de Filippijnse verjaardag: karaoke! Op een van de televisies is een kastje aangesloten dat alles te bieden heeft op karaoke-gebied, inclusief de klassiekers in alle Filippijnse talen. Op de andere televisie, die binnen staat, zijn mensen een film aan het kijken. En geen van de twee groepen - televisiekijkers en de karaokezangers – klagen over de wederzijdse geluidsoverlast.

Terwijl Nederlanders alleen karaoke zingen in geval van dronkenschap of algemene zieligheid, is het voor Filippinos de normaalste zaak van de wereld. Karaoke is ontzettend populair en veel Filipino’s zijn er zelfs erg goed in. Ook Pooch heeft zijn karaoketalenten tentoongespreid, een optreden dat één van de feestgasten op de verjaardag ertoe dreef om zonder ophouden te proberen ons te overtuigen om toch echt zelf ook zo’n karaokeset aan te schaffen. Dan zou Pooch thuis kunnen oefenen en zou hij het snel leren. Bovendien, iedere Filipijnse familie met een beetje geld heeft zo’n set in het bezit - dat we na een jaar huwelijk nog geen kind hebben is nog tot daar aan toe, maar nog geen karaokeset...!

Onderweg naar huis fantaseren Snooch en Pooch dat ze in Nederland ook zo hun verjaardagen willen vieren... er onophoudelijk bij de gasten op aandringen nog meer bier en sterk te drinken, de hele avond karaoke, eindeloos veel eten, en dan midden op tafel, met een appel in de bek: een enorme gegrilde vegetarische wokreep.

dinsdag 18 mei 2010

Thelma & Leo

GEEN ZIN OM ZO'N LANG STUK TE LEZEN? JE KUNT OOK NAAR BENEDEN SCROLLEN: ALLE VORIGE BERICHTEN ZIJN NU VOORZIEN VAN PLAATJES!

5:50. Halfwakker door het gekraai van de hanen, afgewisseld door het nog veel hardere lawaai van de hennen. De moed der slaperigheid overtuigt me ervan dat ik nog wel weer in slaap zal kunnen vallen. Dan begint een haan een wel heel raar geluid te maken. Het blijkt de buurman c.q. huisbaas te zijn, die roept dat ik de kraan aan heb laten staan in de badkamer. De afgelopen anderhalve dag was er geen water, en in mijn slaap merkte ik het geluid van stromend water niet op. Daardoor ook niet in mijn bed geplast.

7:45. Om acht uur moet ik klaar staan bij het kantoor en aangezien het maar vijf minuten lopen is, moet ik dat makkelijk halen. Maar als je met de motor gaat, is het natuurlijk anders. ’s Ochtends is ’s motors motor koud – koud ja, je leest het goed, terwijl het om deze tijd al 25 graden is – en dus moet ik nogal lang choken voor ik weg kan rijden zonder hem af te laten slaan. Bovendien ben ik nog niet zo ervaren in het starten van het ding (ik snap nooit hoe ik hem in zijn neutraal krijg, ik laat de koppeling te snel opkomen, of ik vergeet het sleuteltje om te draaien). Nadat de motor twee keer is afgeslagen, maar zonder dat de buurman mij hoeft te komen helpen, pruttel ik het terreintje af richting kantoor.

8.25. Met mijn onvolprezen assistent en tolk Thelma ben ik op weg naar mijn derde interview. Mijn eerste serieuze rit met mijn versnellingsmotor verloopt glorieus, tot ik een heuveltje op rijd… Prtteprtteprrrrrt, motor afgeslagen. Ik krijg hem ook niet meer aan de praat, dus ik zet hem aan de kant, controleer de benzine en kom erachter dat hij droog staat. Het kost de bewoners van Luna – zo heet het dorp – natuurlijk maar weinig tijd om hun aandacht op die lange dunne blanke jongen met motorpech te vestigen. “Where you going, Joe?”, roept er één al. Dat roep je nou eenmaal als je een Amerikaan ziet. Nou, op dit moment ga ik even nergens heen, als je het goed vindt. Al binnen een paar minuten komt er iemand met twee colaflessen rode benzine aangelopen (geen Euro 98, waarschijnlijk eerder Filipino 83), zodat ik de vraag kan beantwoorden: “To the barangay office!”.

8.30. Thelma en ik zitten in het kantoortje van barangay Luna te wachten op de captain van de barangay en de kagawad die de landbouwcommissie voorzit. Watte? Een barangay is een soort deelgemeente, waarvan de captain de leider is. De kagawads zijn de leden van de barangay-raad. Deze twee heren ga ik vanochtend interviewen, vooral om te peilen hoe actief Landcare nog is in Luna. Het is de tweede uit de serie van 24 barangays die samen de gemeente Claveria vormen. Wat dus betekent dat ik de komende weken zo’n beetje elke dag achter roze-trainingsjack-Thelma aan gas, op onze 125cc motors over de onverharde wegen die ons naar hier hebben geleid. Het interview van gisteren ging dramatisch, waarbij achteraf ook nog bleek dat de voice recorder na 12 minuten nokkie was gegaan, waarschijnlijk omdat hij het wel een keer zat was met al dat achtergrondlawaai van hanen, motors, cirkelzagen, geschreeuw, enzovoort.

11.00. Terug op het kantoor. Het interview is naar tevredenheid afgehandeld en wacht nu op zijn uitwerking. Maar het typen van mailtjes tijdens werktijd is natuurlijk leuker.

12.00. Lunchtijd. Ik loop naar huis via één van de duizend ‘winkeltjes’ die Claveria rijk is. Ik koop een ei. Thuisgekomen mep ik het ei kapot in een pannetje, draai het een keer om en neem het mee naar de eetkamer. Aan onze tafel – die zelfs voor mij te hoog is, vraag mij niet waarom – eet ik een broodje ei, een broodje banaan, en een verrekte mango. En ik lees. Normaal lees ik niet, dan praat ik tegen Snooch. Maar Snooch is er niet, die is gisteren vertrokken naar de dichtstbijzijnde stad (Cagayan de Oro) om haar praktisch theologische diensten aan te bieden in YWAM Nehemiah House (www.ywamnhi.com) en daar te blijven slapen.

12.45. Het boek blijkt minder spannend gezelschap dan Snooch en een kwartier te vroeg begeef ik me weer naar kantoor. Een erg productieve middag wordt het niet. Op het uitwerken van het interview en het lezen van een artikel over het meten van sociaal kapitaal na, komt er niets uit mijn vingers. Als halverwege de middag het internet ineens blijkt te werken op het kantoor, is het natuurlijk helemaal hopeloos.
18.00. Met alle nieuwe mogelijkheden van gratis (en vrij snel) internet, zit ik nog steeds op het kantoor. Snooch zal wel bijna thuis zijn, want ze kreeg een lift van onze secretaresse en klusjesman (hier geen c.q.). Ze denkt vast dat ik aan het voetballen ben, dat doe ik namelijk meestal. Met de jongens uit het dorp, op het veldje voor het kantoor. Ik heb zelfs voetbalschoenen in mijn maat kunnen kopen, dus ik ben niet meer uit het veld te slaan. Behalve door de verleidingen van het internet dan.

21.15. De smaak van een Indonesische kretek is nooit helemaal weg te poetsen. Die vermengt zich dus met de andere dingen in mijn hoofd: de verhalen van Snooch over haar avonturen in Cagayan en het net gelezen idee van mijn Wageningse begeleider om in mijn onderzoeksvoorstel ook iets op te nemen over ‘spirituality’ of ‘religion’, omdat dat mij “- met [mijn] religieuze achtergond - wel interesseert”. Kan wel zijn, maar wat heeft het met erosie te maken? Iets om vannacht over te dromen. Om half zes beginnen de hanen immers weer te kraaien.

vrijdag 14 mei 2010

Tropisch Colaparadijs

Meeeup... klinkt er op het moment dat Snooch een motorilla inhaalt. In de Filippijnen hoef je nooit in je spiegels te kijken, want er is een al dan niet ongeschreven regel dat je op het moment van inhalen altijd je toeter gebruikt. Je kan dus precies horen wat er achter je allemaal gebeurt. Toch keek Snooch menigmaal in haar spiegels, aan de ene kant omdat ze het zo leuk vond om de wereld eens achteruit te bekijken, aan de andere kant omdat het toch iets veiliger voelt.

Bovenstaand verhaal speelt zich af in Camiguin, een tropisch eiland met de meeste vulkanen per vierkante kilometer van de wereld. Snooch en Pooch hebben hier hun weekend doorgebracht en hadden daarom voor het gemak een motortje gehuurd. Motortje, omdat hij met zijn 125 cc niet veel meer is dan een flinke schakelbrommer. De wegen op Camiguin zijn niet al te druk en het weekend was dus een uitgelezen kans voor Pooch en Snooch om hun moterskills te upgraden. Waar Snooch haar skills uitbreidde door gewoon op de weg te rijden, deed Pooch dit ergens op een verdwaald steil zandweggetje vol kuilen en stenen. Het was deze zandweg waarop het verhaal verder zal gaan.

Er heilig van overtuigd dat de zandweg vanzelf een keer zou uitkomen op de ringweg rondom het eiland, stortten we ons steeds dieper in het avontuur van het steeds smaller en gevaarlijker wordende pad. Snooch had allerlei nachtmerrieachtige fantasieën, zoals die van een lege benzinetank (wat niet zo raar was, want het metertje wees dit ook bijna aan) en die van uitgedroogde kelen door gebrek aan water (wat ook niet zo raar was, want we hadden nog maar een kwart fles). En net toen Snooch de moed dreigde op te geven, was daar het punt waar de motor niet meer verder kon. Voor ons liep het pad wel door, maar het was volgestroomd met een laag water van ongeveer 20 cm. OK, toegegeven, als het echt moest had het wel gekund, maar al snel was de aandacht van Pooch en Snooch afgeleid van het ondergelopen pad en waren hun blikken naar boven gericht. Boven was het paradijs...
Er waren naakte mensen met bladeren voor hun edele delen, er waren palmbomen, prachtige tropische planten, een rivier, een zwembad en een winkeltje waar ze Coca Cola verkochten.

Hoe erg is verdwalen nog, als je uitkomt op een dergelijke plek, een plaats waar je al je zorgen van je af kunt laten glijden. Waar je verkoeling kunt zoeken voor je warme huid in het water en voor je verdroogde innerlijk door de cola. Na hier genoten te hebben konden Snooch en Pooch de reis terug (het pad bleek nooit terug te komen op grote weg die het eiland omcirkelde) weer met hernieuwde energie en boordevol moed hervatten. Ze haalden zelfs het begin van het pad zonder dat de benzine opraakte.

woensdag 12 mei 2010

Zo MIL in mij

Jarenlange ervaring als toehoorder van tropenverhalen hadden me het al wel duidelijk gemaakt: de situatie ter plaatse is altijd heel anders dan het vanuit Wageningen lijkt. Maar deze keer zou het wel meevallen, dacht ik, want wetenschappers hebben werkelijk al stapels papier volgeschreven over Claveria en Landcare alhier. Ik was dus vrij goed op de hoogte, dacht ik. Toch kwam ik er al in de eerste paar dagen achter dat het toch allemaal wat anders in elkaar zat.

Voor de onwetenden zal ik eerst even uitleggen wat het plan was. Hier in Claveria (8° 36' N, 124° 53' E) zit een afdeling van het World Agroforestry Center (ICRAF), een van de internationale onderzoeksinstituten voor de landbouw (onder de vlag van het CGIAR, voor de kenners). Zo’n 15 jaar geleden heeft het ICRAF hier wat goed werkende, erosie beperkende landbouwmethodes ontwikkeld, die ze snel aan de man wilden brengen. Daartoe werden onder de naam Landcare boerengroepen opgezet, die elkaar konden helpen die methodes toe te passen. Die groepen werden begeleid door mensen van ICRAF en in gelukkige gevallen gesteund door de lokale overheden. De eerste jaren leverde dit enorm succes op, wat weer de aandacht trok van allerlei wetenschappers. Vooral die uit Australië, omdat je daar een vergelijkbare (maar op heel veel punten ook verschillende) beweging hebt die ook Landcare heet.

Mijn idee van wat Landcare was, was dus vooral gebaseerd op onderzoeken uit die eerste periode, ongeveer tot 2004: ledenaantallen die bleven stijgen, positieve effecten van de methoden die er in Landcare-groepen werden ontwikkeld en de belangrijke rol van boeren als leiders van de beweging, met ICRAF als ondersteunende organisatie. Hoewel ik hier nog maar een weekje bezig ben en nog niet echt het veld in ben geweest, heb ik wel de indruk gekregen dat het allemaal een stuk minder rooskleurig is.

De statistiekjes over de leden zijn waarschijnlijk helemaal niet betrouwbaar, ook niet die in wetenschappelijke artikelen vermeld staan. Het is namelijk ontzettend veel werk om echt te achterhalen hoeveel ‘leden’ Landcare heeft en hoe actief die leden zijn. Het is namelijk zo dat in de meeste gevallen mensen automatisch als ‘lid’ worden beschouwd, omdat ze in een bepaald dorpje wonen, omdat ze aan één training hebben meegedaan of omdat ze door een officieel iemand zijn gevraagd lid te worden. En een dergelijke uitnodiging sla je niet af, dat is onbeleefd. Het kost je dan ook niks om lid te worden. Officieel moet je zo’n 15 peso’s betalen (ongeveer 25 eurocent), maar in de praktijk gebeurd dat maar in zo’n 10% van de gevallen. Het komt er dus op neer dat er heel veel ‘leden’ zijn die van zichzelf helemaal niet weten dat ze lid zijn.

Op dit moment is bovendien een probleem dat groepen die een paar jaar geleden zijn opgestart, weer uiteen vallen. Al zo’n vijf (!) jaar geleden is ICRAF gestopt met het faciliteren van Landcare. Die functie zou moeten worden overgenomen door een landelijke, nieuw opgezette organisatie, de Landcare Foundation. Dat is alleen nogal moeizaam verlopen, zodat er nu voor twee hele provincies maar één facilitator is. Heel Landcare in mijn onderzoeksgebiedje ligt dus behoorlijk op zijn gat en ik probeer er nu eerst achter te komen hoeveel groepen er nog wél iets doen.

Onderzoek naar één van de vele half-kwakkelende en strompelende ontwikkelingsprojecten is natuurlijk minder interessant dan onderzoek naar dat éne voorbeeld van die aanpak die grote successen heeft geboekt. Een aantal dingen deed mij beseffen dat de impact van Landcare veel kleiner is dan ik me had voorgesteld: hier in Claveria is Landcare ooit begonnen en hier zou je dus verwachten dat er veel ‘erosievriendelijk’ geboerd wordt. Dat valt tegen: het gaat maar om een paar procent. En dan heb je het dus over een paar procent van de boeren in één gemeente in de Filippijnen. Dan wordt het wel een beetje MIL in mij: ‘en de wereld erodeert/en niemand irrigeert’. Tja. Aan de andere kant, misschien moet je zoiets vooral zien als een mogelijk begin van iets waar je over vijftig jaar tevreden op terug kan kijken, dat duurzaam bodem- en waterbeheer dan wél is ingeburgerd. Om mijn neefje en nichtje te citeren: “Je weet het maar nooit, hè?”

vrijdag 7 mei 2010

Als een varken

De verkiezingen staan voor de deur en de voorbereidingen zijn in volle gang. Er zijn zes kandidaatspresidenten en een groot aantal partijen waarop gestemd kan worden. Maar hoewel dit op het eerste gezicht lijkt op een democratie, werkt het toch allemaal wat anders dan in Nederland. De regering is een oligarchisch geheel en de helft van het kabinet heeft familieleden die ook al in het kabinet hebben gezeten. Mensen stemmen niet voor bepaalde idealen als een vrije markt, of juist een wat meer linkse inslag, maar ze kiezen voor die partij waar zij als familie het meeste van verwachten.

Wanneer de verkiezingen plaats vinden heeft bijna iedereen een vrije dag. Wat ze precies doen op die dag (behalve stemmen) is me nu nog niet helemaal duidelijk, maar wat ik in ieder geval weet is dat ze samenkomen met hun partijvrienden en varken eten. De voorbereidingen hiervoor heb ik vandaag mogen aanschouwen.

Vanmorgen werd ik opgeschrikt door vreselijk geschreeuw. Doordat ik laatst iemand een varken achterop de motor had zien en horen vervoeren wist ik meteen dat het het geluid was van een doodsbang varken. Ik haastte me naar buiten en daar lag het varken, van de vrachtwagen afgesmeten. Ondertussen waren de slachters nog wat brandhout van de vrachtwagen af aan het gooien en daarbij werd er niet gekeken of dit nou naast of op het varken terecht kwam. Eerst lieten de slachters het varken ongeveer een uur liggen, omdat het vuur nog moest worden ontstoken. Iedere vijf minuten begon het beest te schreeuwen als een mager speenvarken terwijl ze een poging deed om te ontsnappen. Toen begon het slachtproces. Het varken werd met haar bek aan een boom opgehangen en moest op haar achterpoten staan. Met een ferme steek werd het mes in haar hals gestoken en terwijl het varken nog druk protesteerde, vulde een emmer zich met bloed. Door haar protest zat het bloed niet alleen in de emmer, maar ook over haar huid, op de boom en op de kleren van de slachter.

Nadat het varken de geest gaf, werd ze verplaatst voor het verwijderen van haar haren. Door de huid te bevloeien met heet water kon haar haar makkelijk weggeschoren worden. Met uiterste precisie werden ook de oren onthaard. Toen begon het ware slachten. De buik werd opengesneden en niet zachtzinnig werden de darmen, de enorme maag, de lever, de blaas, het hart en alle andere ingewanden er uit gehaald. Ze werden voor het gemak even in de wastobbes gelegd waar de vrouwen laatst nog de kleding in wasten. Alleen de blaas werd weggegooid. Het staartje was een triomfstuk. Dat werd met veel zorg verwijderd, met een stuk kont er aan, en voorzichtig op een apart plekje bewaard.

Eenmaal leeggehaald werd het varken in vier stukken gehakt: de achterpoten, het middenstuk en de kop. De botten en ruggengraat werden gebroken met een enorm hakmes wat wel bekend is van de Chinezen op de sterflats in Wageningen.
Maandag zullen we het varken wel proeven, ik hoop dat ik dan geen stuk darm krijg of een stuk huid, maar liever een lekker ribbetje of een stuk poot.