maandag 28 juni 2010

De Voortekenen

5-4. Dat was volgens mij de score vanmiddag bij het voetballen, ik kan me ook misrekend hebben, maar in elk geval misplaatste ik twee kardinale kansen aan het eind, die als ik beide gescoord hadden dus zouden hebben geresulteerd in winst voor mijn team. Elke middag voetbal ik een uur om de verveling te verdrijven die een dag kantoorwerk heeft opgeleverd, en de prestaties van mijn team en mijzelf bepalen dan mijn humeur in de uren die volgen. Snoochloos en in de vaste overtuiging dat de slechte uitslag een voorteken is voor de wedstrijd vanavond tegen Slowakije, trek ik de druilende regen in op zoek naar eten, waarbij de achterkanten van mijn slippers hun uiterste best doen mijn pasgewassen kuiten een modderbad te geven waar een Ivoriaans dwergnijlpaard jaloers op zou zijn.

Voor mezelf koken is in deze toestand natuurlijk uitgesloten, dus ik besluit mijn geluk te beproeven bij het nieuwe restaurant. Nieuw, dat klinkt heel wat, maar het is niet zo bijzonder, de nieuwe winkeltjes verschijnen hier als pop-up venstertjes voordat de pop-upblocker was uitgevonden, of verzin zelf maar een betere vergelijking en sms naar 3250, dat is trouwens ook mijn pincode, weet je dat ook gelijk. Sommige winkeltjes zijn echt nieuw, andere hebben zich een tijd vermomd als verlaten pand met dichte luiken en ontpoppen zich plotseling tot een plek waar een tot nog toe onbedachte combinatie van artikelen wordt verkocht, bijvoorbeeld medicijnen, kaas en blikgroenten.

Het nieuwe restaurant heeft mijn voorkeur vanwege de geplette en gebakken aubergines die ze daar verkopen, die samen met loempia’s en rijst een redelijk maal vormen voor een flexitariër als ik. Eigenlijk zou het niet moeten kunnen, zo’n vleesetende vegetariër, net als dat planten geen vlees horen te eten en joden geen messiassen horen te belijden. Dat maakt mensen in de war. Hoe dan ook, het restaurant blijkt voor straf gesloten en pruillippend bestel ik dus maar een cheeseburger bij het barretje voor het restaurant, dat wel open is. Het blijkt twee voor de prijs van één, dus het van het jood- of plantzijn blijft weinig over – als je het nog snapt, lieve lezer, proficiat en chapeau. Zittend aan de bar bestel ik er een Amerikaans biertje bij en terwijl de hamburgers samen anderhalf keer zo klein blijken te zijn als één normale, blijkt het biertje anderhalf keer zo sterk te zijn als normaal, wat er wel inhakt na een uur voetballen.

Als een ondervoede straathond duik ik dus de regen weer in, op zoek naar meer. De markt, daar gebeurt het, daar moet ik zijn. ‘Sir Leo, mayong gabi-i!” Het is een jongen die ik ooit op de boerderij van mij begeleider heb ontmoet, die hier nu Landbouw studeert. Hij staat bij de balutkraam, waar ze gekookte eendeneieren met of zonder eendenfoetus verkopen. Een Filippijnse specialiteit. Ik wens de jongen waarvan ik de naam niet nog eens durf te vragen ook netjes goedenavond en neem mezelf voor de balut te proberen. Ik gok op de beige variant, die gelukkig genoeg geen foetus bevat. Gezellig kletsend werk ik het ei naar binnen, dat niet veel anders smaakt dan de zondagochtendeieren in het onvolprezen hotel Chico Mendes te Utrecht. Als ik het op heb, blijken de jongen en zijn vrienden er iets minder gemakkelijk onder te zijn geweest. Voor ze zich uit de voeten maken vragen ze nog beleefd toestemming: “mogen we nu weg, sir Leo?”

Voor het toetje valt de keus van mijn naar zoet sap smachtende smaaksensoren op de ananassen, die als middeleeuwse koningen met dikke buiken en groene kronen bovenaan de kraam tronen. Een verkoopster is niet in de buurt, maar die van het buurkraampje waarschuwt haar al. Voor het gemak vertaald ze haar Visaya voor mij: “ik heb tegen haar gezegd dat er een lange knappe klant op haar staat te wachten!” Als de verkoopster zegt dat de ananas 15 pesos kost (25 eurocent), vraagt haar collega: “Filipino price of foreigner price?” Het kan mij allemaal niet schelen, voor 15 pesos ben ik de gelukkige eigenaar van een dikke en ontkroonde ananas, zonder plastic tasje mevrouw! zonder plastic tasje? jazeker, ik kan hem zo wel dragen en het is ook beter voor het – hee, krijg nou wat! niet stiekem toch in een plastic tasje doen! die ik bij thuiskomst snel ontdoe van zijn mantel met onze nieuwe Chinese imitatie van een made in Germany-mes en in mijn eentje helemaal verorber. Voldaan kan ik gaan wachten ik tot het tien uur is, en ik bij mijn begeleider Nederland-Slowakije kan gaan kijken. Inmiddels heb ik er ook wel weer vertrouwen in. Als ik een hele ananas op kan, dan kan een leeuw op voetbalschoenen heel de wereld aan.

woensdag 23 juni 2010

Pee-noy

Na twee maanden zijn er steeds meer tweede keren. De tweede keer naar hetzelfde strand, de tweede keer naar het zwembad, de tweede keer pannenkoeken bakken met gebleekt all-purpose tarwebloem en poedermelk. De tweede keer vallen andere dingen op. Bij het zwembad gaat de grootste aantrekkingskracht nu uit van de douche, of preciezer, de stevige straal fris beekwater die uit het afgezaagde uiteinde van een vuistdikke plastic buis op je rug klatert als je de lengte hebt van een Filippino, of net boven je kont als je een lange Hollander bent. De palmen in al hun vreemde en gebruikelijke vormen, de bananenbomen met hun in plastic verpakte trossen, het vijftien meter hoge bamboe dat onder zijn eigen gewicht krom buigt, de eng steile hellingen begroeit met mani mani, een imitatie van pinda met bladeren die wat weg hebben van klaver en gele anemoonachtige bloemetjes die daar fier bovenuit steken – na twee maanden slurpt het niet meer de aandacht op die het misschien verdient. Andere dingen winnen het gevecht om onze verbazing, zoals de hond die eruit ziet of hij al drie maanden dood is maar is vergeten te sterven en daarom rondloopt in een staat van voortschrijdende ontbinding. Zijn krulstaart levert het bewijs dat het smerige beest ook al de eerste stappen heeft gezet in de reïncarnatie tot varken. Uiteindelijk zal hij wel eindigen als een van de subtielere manieren om de moslims in Mindanao te tarten, in het immer voortdurende gefeest ter ere van het gegrilde varken.

Toch had ik pas nog een Eerste Keerervaring. Ook hierin speelde een beest een rol, dit keer een die zich wel duidelijk ergens tussen geboorte en dood bevond en niet in het schemergebied tussen het ene en het volgende leven, zoals de arme varkenhond bij het zwembad. De les van dit verhaal zal ik gelijk maar weggeven: je moet niet op het uiterlijk afgaan, ook niet bij dieren. Beter een schrale varkenhond die om je enkels cirkelt dan een schitterende zwarte zee-egel met fluorescerende oranje oogjes in je voetzool. Ingespannen kijkend naar iets waarvan ik nooit zeker zal weten of het echt een zeeslang was, verloor ik mijn evenwicht op het smalle stuk beton waarop ik zat, en in de kwartseconde die volgde had ik niet de tijd om uit te kienen waar ik mijn voet zou neerplanten. Ik wist al dat je je voet niet op een bos lange scherpe naalden moet zetten, en dat die beesten giftig zijn en dat je beter met waterschoenen kan zwemmen. Maar dit bood me een kans om iets nieuws te leren: er moet overheen gepist worden. In een vlaag van respect voor de lokale kwakzalverij stemde ik hier mee in, en al snel werd de lokale urine – hoe meer tijd mensen op en bij zee doorbrengen, hoe hoger de kwaliteit van de pis – van alle kanten in bekertjes en emmertjes aangevoerd.

Als ik die heerlijke neiging tot onverschrokken overdrijving had gehad die Latijns-Amerikaanse schrijvers zo vaak hebben, zou ik nu beschrijven hoe de vissers, de kapiteins van de watertaxi’s en bewakers van het marien reservaat als ouderwetse brandweermannen voor me in een rij stonden en de bekertjes achter elkaar doorgaven, om de brandende pijn in mijn voet te blussen met hun zure urine. Ik ben echter een nuchtere Hollander en zal me daarom helaas moeten beperken tot de pisgele waarheid. Die was gelukkig al verrassend genoeg: terwijl de genoemde vissers, kapiteins en reservaatbewakers achter een zandduin bespraken hoe anders een blanke voet zou reageren op een rendez-vous met een zeeëgel dan een pinoy (Fillipijnse) voet, deed mijn geliefde echtgenote haar uiterste best om mijn pijn te verlichten. En zowaar, het bleek nog te werken ook. Sterker nog, de even later in een bekertje aangevoerde lokale pis was inderdaad van betere kwaliteit, en de pijn trok al snel helemaal weg.

Het verhaal eindigt met een bezoek aan de ziekenboeg van het kustdorpje Jasaan, een rekening die zo laag is dat ik hem niet eens bij de ziektekostenverzekering durf in te dienen en – zoals elke medische geschiedenis in mijn familie – met het weledelzeergeleerde advies van mijn vader in de trant van ‘het gaat over of het wordt erger’. Wat nog wel het vermelden waard was is dat ze alvorens tot actie over te gaan me eerst een formulier in lieten vullen waar onder andere werd gevraagd naar mijn religie en dan mijn bloeddruk en gewicht opnamen. Tot het meten van mijn lengte achtten ze zichzelf denk ik niet in staat, waardoor de kennis over mijn gewicht volledig nutteloos werd. Niet dat ik dat erg vind, ik balanceer qua BMI al mijn hele leven op het randje van de dood, daar hoeft geen enkele Filippijnse verpleegster over te panieken. Het was een interessante blik in de Filippijnse medische wereld, maar hopelijk blijft het wat deze ervaring betreft bij een eerste keer.

dinsdag 15 juni 2010

Het huis van Jael

Ik wil je de mogelijkheid geven om een blik te werpen in het huis van Jael. Jael is een van de kinderen van Gugma house en afgelopen donderdag ben ik bij hem thuis geweest.

Gebruik je verbeelding, neem één kamer van je eigen huis, ben je student, dan heb je een makkelijke keuze. Gooi alles weg wat je hebt, behalve: één plank, je houten bedbodem, je kookstel, wat oude kleding en vodden en een paar afbeeldingen van Jezus aan het kruis. Nu je toch bijna geen spullen meer hebt, kun je de kamer ook wel halveren. Maak de kamer kleiner tot er vijf vierkante meter over blijft. Gooi de kleding en de vodden op de grond. Sluit vervolgens de stroom af en draai de waterkraan dicht. Vervang drie van je vier muren door bamboe en vervang de vierde door een gordijn te maken van één van je oude vodden. Last van lekkage? Dat heeft Jael ook en het regenseizoen is nog maar net begonnen. Het dak vervang je met golfplaat en de vloer moet je vervangen met bamboe. Het geheel plaats je op palen van een halve meter hoog. Werkt je kooktoestel op gas? Ga hem ruilen voor een kolenvariant, gas is niet te betalen. Als laatste, vraag je oma en je vader bij je te komen wonen.

Zo leeft Jael, en hij is geen uitzondering. Neem bijvoorbeeld het huis van Johny aan de rivier, dat huis was weg. Het was te gevaarlijk. De huizen aan de rivier staan welliswaar op palen, maar de palen zijn maar een meter hoog en bij storm kan het water wel twee meter stijgen. Johny’s huis is verdwenen. Hij woont nu met zijn negen familieleden in de bovenverdieping van een huis. Stel je daar niet teveel bij voor, de benedenverdieping is ongeveer 14 vierkante meter, de bovenverdieping is niet groter.

En dan het huis van Novie, daar ligt een ziek zusje op de grond en verder is er niet veel meer dan een televisie. Of het huis van Fey, dat lijkt op dat van Novie, maar dat staat gewoon op de begane grond. Van een vloer is geen sprake, ze leven op de klei.

Straten, die heb je ook in de buurt van Jael, ze zijn ongeveer zo breed als een brandgang, soms liggen er wat stenen, maar de meeste straten zijn van klei en modder. Er lopen honden en het stinkt er naar pis.

Eerst verbaasde ik mij over hoe onzichtbaar armoede is bij boeren in Claveria. Iedere boer heeft wat land en een huisje, ze kunnen overleven, tot ze ziek worden. Je ziet niet aan ze hoe arm ze zijn. In deze wijk in Cagayan waar Jael woont is armoede wel zichtbaar, armoede valt hier niet te versluieren. De mensen hebben hier niets dan hun drie of vier muren en heel erg veel familie.

donderdag 10 juni 2010

Verborgen Vallei

Vanochtend moest de motor het even zonder me doen. De weg naar Punong was zo steil, smal en hobbelig en er lagen zulke grote stenen, dat het geen goed idee zou zijn om daarop naar beneden te gaan op de motor. Dat zou gevaar opleveren voor zowel de motor als voor mijn plan om voorlopig nog even in leven te blijven. Daarom was een flinke wandeling door het tropisch regenwoud een mooi onderdeel van mijn werk vandaag. Wel gewoon over de paden hoor, geen Markistische praktijken.

Punong ligt diep in een vallei, door bergen afgesloten van de bewoonde wereld. Met wolken die aan de bergtoppen plakken, levert het sterke associaties op met de Verborgen Vallei, elke degelijke Donald Duck-fan bekend. Ze hebben hier trouwens wel gewoon cola in flesjes met metalen dop, en geen vierkante eieren. En ze zijn volgens mij ook niet allemaal eindeloos gelukkig. Punong is één van de vierentwintig barangays, of dorpen, die samen de gemeente Claveria vormen, en de zestiende die ik samen met Thelma bezocht voor een interview met de leiders van het dorp en Landcare aldaar. Morgen en volgende week doen we de laatste vijf, dan hebben we alle barangays in Claveria waar ooit Landcare is geweest gehad.

De uitkomst, tot nu toe, is dat je Landcare-groepen die nog actief zijn echt met een lampje moet zoeken, maar dat ze hier en daar wel te vinden zijn. Mijn sterk herziene onderzoeksplan is daar dan ook van afhankelijk: ik ga proberen uit te leggen waarom sommige groepen wel actief blijven, en andere niet. De wetenschappelijke literatuur suggereert dat dat komt door het mysterieuze ‘sociaal kapitaal’: de hoeveelheid sociale relaties die mensen hebben, liefst met mensen hoger in de hiërarchie, en de aanwezige normen en vertrouwen dat nodig is om met elkaar samen te werken. Dat is natuurlijk vrij ongrijpbaar. Maar gelukkig is er al vrij veel onderzoek naar sociaal kapitaal gedaan, en is er inmiddels een methode ontwikkeld om het toch te ‘meten’. Dit doe je door allerlei tastbaardere zaken te gebruiken als indicator voor sociaal kapitaal, zoals lidmaatschap in verenigingen of de aanwezigheid van telefoon en internet.

Nadat ik deze interviewserie heb afgehandeld – en daarmee een fantastische rondleiding door Claveria heb gekregen van Thelma – begint het echte werk. Op basis van die methode om sociaal kapitaal te meten, ga ik een enquête ontwerpen en afnemen bij veel te veel mensen, 140 volgens mijn onderzoeksvoorstel. Het zou mooi zijn als dat lukt, maar ook vrij saai natuurlijk om 140 keer dezelfde vragen te stellen. Daarna is het slechts een kwestie van het door een statistische wringer te halen, uitleggen waarom er niks met niks correleert, daar een mooi verslag van schrijven, een acht incasseren, bulletje ophalen en het is gedaan met het mooie studentenleven. Voorlopig gaan we daar nog even niet aan denken: maandag is iedereen vrij vanwege Onafhankelijkheidsdag, dus gaan we een lang weekend weg met wat mensen van ICRAF!

woensdag 2 juni 2010

Cathy's verjaardag

27 mei: ‘Happy advanced birthday ate Cathy!’
28 mei: ‘Happy birthday ate Cathy!
29 mei: ‘How was your birthday ate Cathy?
30 mei: ‘Surprise Cathy: a birthday dinner!’

Nooit heb ik me zo jarig gevoeld als tijdens mijn vijfentwintigste verjaardag op de Filippijnen. En buitenom de periode kerst-nieuwjaar heb ik ook nooit zoveel gegeten in één week. Want bij een feest hoort eten en feest was het regelmatig. Het begon al met de dag voor mijn verjaardag. Op het meidenkamp waar ik de afgelopen week heb doorgebracht zaten zo’n twintig briefjes met een ‘advanced happy birthday’ in mijn brievenbus en iedereen leefde met mij mee omdat het morgen de grote dag zou zijn! De volgende dag stond ik met mijn slaperige hoofd op en probeerde zo snel mogelijk de douche in te vluchten om fris te zijn voor de felicitaties. Maar helaas, voordat ik de douche had bereikt was ik al toegezongen door een aantal meiden uit Hawaii. Mijn verjaardag was officieel begonnen. Toen ik na het douchen beneden kwam, werd ik begroet met vijftig meidenknuffels en net zoveel felicitaties. En ’s middag zaten er ook weer ongeveer dertig briefjes voor mij in de brievenbus. Hier is een voorbeeld van een dergelijk briefje.

Hi Ate Kathy 05/28/2010
I hope that you happy to birthday now. And Always pray to you and Always be happy.
Forever. I know that Always remember me and we love you an We miss you so much
Welcome back to Philippino Island. Happy Birthday again Ate Kathy. God we bless you.


De avond van mijn verjaardag was de grote klapper: kuya Leo kwam langs! Helemaal moe van zijn reis moest hij eerst vijftig groetjes ontvangen van vijftig opgeschoten meisjes die helemaal enthousiast over hem waren. En er was eten, heel erg veel eten. Pasta (wat ze alleen eten bij feestjes), veel vlees en een prachtige chocoladetaart met mijn naam er op.

Ook de volgende dag was het feest nog niet voorbij. Het was de laatste dag van het kamp en voor deze gelegenheid was er lechon,het versgeslachte varken dat op deze blog al vaker is langsgekomen. En er was natuurlijk traditiegetrouw verschrikkelijk veel ander eten.

Weer een dag later was het kamp echt op haar einde en gingen Pooch en ik huiswaarts. Thuis aangekomen had Pooch niet zo’n honger. Hoewel ik het wel een beetje vreemd vond, Pooch heeft immers altijd honger, zocht ik er niet zoveel achter. Om een uur of zeven wilde ik zelf toch wel een beetje eten en ik wist Pooch te overtuigen mee te eten. Hij vroeg me eerst even mee te komen en hij nam me mee naar buiten. Daar was het huisje van ate Susan en daar was een groepje vrouwen van Pooch’ werk die voor mijn verjaardag een overvloedig verjaardagsdiner hadden gekookt!

En zelfs nog een dag later was er feest, dit keer een droevig feest. De echtgenoot van Pooch’ collega gaat studeren in Los Baños en moet daarvoor een hele tijd zijn vrouw en kind achterlaten...

(wil je meer weten over Nehemiah House of over mijn andere vrijwilligerswerk bij Gugmahouse, kijk dan voor uitgebreide informatie op relaxedradicaal.blogspot.com)