De waarde van
literatuur komt het sterkst naar voren als gebeurtenissen in je dagelijks leven
er een diepere betekenis door krijgen. Als dat teveel gevraagd is, is het ook
al mooi als literatuur je helpt te lachen om het leven, in plaats van je door
het leven uitgelachen te voelen. Niet dat het nodig zou zijn om bijvoorbeeld om
het volledig werk van Proust te lezen om het leven vol te kunnen houden.
Integendeel, ik hou het tot nu toe prima uit zonder. Het kan veel simpeler. Twee
concrete voorbeelden: ‘Het proces’ (1925) van Kafka en ‘Asterix en de Helden’ (1979).
De hoofdpersoon
van Het Proces komt onverwachts in aanraking met een bizarre para-juridische ‘bovenwereld’,
die kantoor houdt op vrijwel alle zolders in de stad. Slecht onderhouden houten
kantoren zijn het, vaak te laag om rechtop te lopen en altijd zeer slecht
geventileerd. Deze burelen, waar de ‘processen’ gaande worden gehouden, zitten vol angstig of lethargisch wachtende mensen, bijeengepropt op houten bankjes in de benauwde gangen. Overal stapels papieren en
boeken die al dan niet iets met de processen te maken lijken te hebben. Van de aanwezigen is ook al niet altijd even duidelijk te
zeggen wat hun rol is: zijn ze verdachten, rechters, hulpjes? En maakt het wat
uit?
Het bezoeken van
de kantoren van de Mexicaanse overheid is zo’n enerverende bezigheid dat de
literaire associaties nooit ver weg zijn. Een tijdje terug bezocht ik een aantal kleine
kantoren van de federale overheid en van de staat Mexico. Het waren kantoren
zonder verdieping, een soort bungalows als het ware, samen op één compound
gebouwd. Ik liep het terrein op en zag in de verte een bord van van één van de
organisaties waarmee ik wilde spreken. Ik liep langs dat bord, een kleiner
poortje door. Niets duidde op een receptie of zelfs maar een bewakershokje. Op goed
geluk liep ik ergens naar binnen: ‘pardon meneer, hier geven we onderwijs, u
moet verderop zijn.’ O.
Verderop
aangekomen tref ik het volgende aan. Een kamer met achterin een deur, die
vermoedelijk naar een volgende kamer leidde. In de kamer twee bureaus en drie
banken langs de muur. Achter één bureau zit iemand te werken, drie anderen
zitten op de banken rustig met elkaar te keuvelen. Die zitten te wachten tot ze
aan de beurt zijn, dacht ik. Later blijkt dat ze daar allemaal werkten (hoewel
hier bij het stellen van de vraag ‘waar werk je’ de nadruk wel sterk op ‘waar’
gelegd moet worden).
Vergelijkbare
situaties trof ik aan bij de andere kantoortjes. Een kamer waarin
drie bureaus en één vrouw achter een computer (aan het werk?). Een deur door: een kamer met drie bureaus,
waarvan één volkomen leeg. De vrouw achter het lege bureau lakt haar nagels. De computer op één van de twee overige bureaus wordt gebruikt door één van de andere
vrouwen om te facebooken. Een kantoor verderop: een grote ruimte met verschillende bureaus langs
de muren, waarvan de helft leeg. In het midden een zeer grote tafel, waaraan
een man die ostentatief de krant leest. Na het aanspreken van
de secretaresse wordt me duidelijk dat ik toch echt deze man moet hebben, die is belangrijk. Te belangrijk om te werken blijkbaar.
In Asterix en de Helden
moeten Asterix en Obelix een reeks opdrachten vervullen, waaronder de volgende:
‘haal formulier vrijgeleide A-38’. Dit
moeten ze aanvragen in een gebouw met vele verdiepingen, vleugels en loketten.
Iedereen op straat in de buurt van het gebouw is volkomen doorgeslagen en gek
geworden – naar later blijkt als resultaat van de kastje-naar-de-muur
technieken die in het gebouw worden gehanteerd. Uiteindelijk krijgen Asterix en
Obelix de bureaucraten zo gek om het formulier te overhandigen, door ze te vragen naar
formulieren en procudures die helemaal niet bestaan en zo de ambtenaren zelf tot waanzin te drijven. Omdat het hier een strip
betreft zal ik mijn route door het hoofdkantoor van de Nationale Watercomissie
ook grafisch weergeven.
Naschrift: de gegevens die ik nodig had waren niet aanwezig op het hoofdkantoor. Daarvoor moest ik toch echt op het regiokantoor aan de andere kant van de stad zijn.