zondag 30 november 2008

Terug in La Paz

Ik ben een herinnering geworden, een goed verhaal voor op een feestje, een vreemde gebeurtenis uit het verleden. En daarmee is een einde gekomen aan het tijdperk Camargo. Nu zijn we weer in De Stad, het terrein van de capuccino's, van de dronken en cokesnuivende backpackers en van de souvenirstalletjes die stuk voor stuk hetzelfde verkopen. En niet te vergeten, van de opmerkelijke bordjes. De vorige keer was het het katholieke geloof, dat verdedigd werd tegen alle andere doctrines in het algemeen. Dit keer is de vijand specifieker: de mobiele telefoon. Op de deur van een kerk:
GOD ZAL JE NIET BELLEN OP JE MOBIEL. ZET HEM UIT!
VOOR JE ZIJN HUIS BINNENGAAT.
Een week of twee geleden sprak ik in een kroegje in Sucre een paar Zwitserse anders-globalisten. Een van de dingen die waar ze tegen protesteerden ("Ik heb liever traangas dan rubberkogels. Na een paar keer geeft traangas je alleen maar extra andrenaline"), was dat rijke landen emmissierechten voor CO2 van armere landen konden overkopen. Oftewel, dat je gerust de wereld naar de klote mag helpen, als je maar betaald. Maar of dit ook het achterliggende idee was bij het souvenirwinkeltje waar ik onderstaande foto nam?

donderdag 27 november 2008

(1)

Nooit leuk in Bolivia
Na anderhalf uur opgepropt in een auto over levensgevaarlijke onverharde wegen langs mensenetende ravijnen naar een afspraak te zijn gereden eerst te horen krijgen dat de man met wie je het veld in zou gaan in Camargo is, vervolgens dat hij er toch is maar ziek, zodat je helemaal alleen met een taxi het veld in moet, waar je na lang zoeken en rondvragen de juiste persoon vind, die je vertelt dat de vergadering waar je voor kwam niet door gaat omdat ze die ochtend al een andere vergadering hebben gehad en het vergaderen nu wel zat zijn en er dus niets anders opzit dan onverrichter zake de terugreis langs de vleesetende afgronden weer te ondernemen.

Altijd leuk in Bolivia
Terugkomen in Camargo na een hele dag interviews houden met boertjes en achterop de motor zitten met je benen zo opgevouwen dat je wenste dat je vier knieën had en dan twijfelen of je naar huis moet gaan om het stof dat in elke porie is doorgedrongen van je lijf af te spoelen, maar dan toch maar naar het kantoor gaan en daar je collega’s in een uitgebreide sessie met koud bier vinden, die ze de rest van de middag voortzetten omdat de chef er toch niet is.

woensdag 26 november 2008

(2)

Nooit leuk in Bolivia
Onderweg van het kantoor naar het restaurant waar ik wil gaan lunchen en waar het niet zo ongenadig heet is als buiten, de secretaresse tegenkomen die op veel te hoge hakjes over de onverharde wegen naar hetzelfde restaurant onderweg is, zodat ik uit beleefdheid met haar mee moet lopen en er zo vier keer zo lang over doe, terwijl de tropische middagzon ons geen vierkant centimetertje schaduw gunt.

Altijd leuk in Bolivia
Met mijn huisgenoot praten over de eerste zwarte president van de VS terwijl ik het Spaanse woord voor ‘briljante toespraak’ niet weet en ik er achter kom dat de oppas van haar zoontje Abdel meer van politiek weet of beter kan bluffen dan mijn – andere – bijna afgestudeerde huisgenoot die denkt dat Barack ‘Aboma’ heet en de vervulling is van een profetie van Nostradamus over het vergaan van de wereld.

(3)

Nooit leuk in Bolivia

Jezelf een warme douche cadeau doen in het dorpsbadhuis, maar dan terecht komen in een piepklein douchehokje waar de penetrante poep- en pieslucht van de nabije poep- en piesbakken zonder moeite doordringt, terwijl je je best doet om niet steeds met je hoofd tegen de op Boliviaanse hoogte hangende douchekop te stoten om storende stroomstoten te voorkomen.


Altijd leuk in Bolivia

Op een witte plastic tuinstoel zitten in mijn kamer waar verder niet veel andere meubels staan met een colalolly in mijn mond en Bright Eyes in mijn oren (your eyes must do some raining / if you're ever gonna grow / and if that don't help / you can compose yourself / it is as to compose a poem), terwijl ik kijk hoe het theezakje het water in mijn mok langzaam bruin marmert.

dinsdag 25 november 2008

(4)

Nooit leuk in Bolivia
Op een onverwacht koude ochtend je moeten wassen onder de straal van de elektrische douche waarvan de draadjes al sinds het begin doorgeknipt zijn, zodat het kippenvel zo nadrukkelijk wordt dat je vreest dat het niet meer weg zal gaan en je geslachtsdelen zo nadrukkelijk in grootte afnemen dat je vreest dat ze nooit meer op hun normale grootte terug zullen komen.


Altijd leuk in Bolivia
´s Ochtends in bed een kop Nescafé sippen en ondertussen lezen hoe Jezus in briljant Spaans een paar Farizeeërs onder tafel kletst waar ze dan van hem ook best wel weer de kruimels mogen opeten die eigenlijk voor de honden bedoeld waren, zonder je te realizeren in hoeverre je alles door elkaar haalt.

maandag 24 november 2008

(5)

Nooit leuk in Bolivia
Een weekendje Potosí uitstellen vanwege Allerheiligen, wat mijn huisgenoten beloven te gaan vieren met een barbeque en allerlei voor dit feest traditionele activiteiten om vervolgens het hele weekend niets te doen te hebben omdat diezelfde huisgenoten met hun vriendje of vriendinnetje het hele weekend op hun kamers blijven zitten.

Altijd leuk in Bolivia
Te lui zijn om waterflessen weg te gooien, zodat die zich in een steeds groter wordende hoek van de kamer verzamelen en als een leger doorzichtige spooksoldaten wachten op een einde aan hun nietsnuttigheid.

(6)

Nooit leuk in Bolivia
Een prachtige poster ontwerpen voor een nationale beurs voor gemeentes en vervolgens de ‘verbeterings’suggesties van je baas te moeten opvolgen, die met zijn kitsch en kleurtjessmaak Mondriaan en Rietveld nog uit hun graf zou kunnen doen opstaan voor een goed gesprek over stijl.

Altijd leuk in Bolivia
Je huisgenoten trakteren op pizza met een goede rode wijn die ze niet lekker vinden omdat ze gewend zijn aan wijn die is zoals de muziek waar ze naar luisteren: zoet en ongecompliceerd.

zaterdag 22 november 2008

A Lie for a Lie

Leugens. Allemaal leugens. Twee blogjes geleden (weer een leugen), loog ik dat ik BINNENKORT een FEUILLETON van TWAALF (heb je er weer een) delen zou schrijven ter ere van de VIJFTIGSTE blog. Helaas: nu pas. Gewoon een serie, zonder vervolgverhaal. Zeven. Ter ere van niks wat met de blog te maken heeft. Wel zal de laatste aflevering vallen op de dag dat ik Camargo voorgoed verlaat. Als ik elke dag wat post, wat ik bij deze beloof (ook dit is een leugen).

"¡Empieza pues!"
- Al goed.

Nooit leuk in Bolivia
Een kop koffie drinken en dan al na de eerste slok heel nodig moeten poepen, maar er dan achter komen dat er iemand in de badkamer zit die daar waarschijnlijk niet uit zal komen voordat je jezelf net zo hard hebt voorgenomen nooit meer koffie te drinken als je je de afgelopen keer dat je een kater had je voornam sowieso nooit meer te drinken.

Altijd leuk in Bolivia
Spierpijn hebben in je bovenbenen die je het idee geeft dat je een hele avond hebt geschaatst, terwijl het buiten te heet is om een ijsblokje in je glas te doen voor die gesmolten is.

dinsdag 18 november 2008

Vale un Potosí

Sommige mensen werken om te leven, andere leven om te werken. In de mijnen van Potosí beginnen de jongens al op hun vijftiende met werken. Ze werken dan nog buiten, om de vrouwen te helpen met het sorteren van de stenen. Zwaar, stoffig werk. Als ze zeventien zijn, gaan ze de mijnen in: smalle gangetjes, koud of juist heel heet, in de modder of de stofwolken, te laag om te staan, te donker om goed te kunnen zien. Tien uur per dag hakken ze met pikhouwelen de mineralen uit, laden die met scheppen in zakken of trekken de ijzeren mijnkarretjes over de slechte railtjes. Een iemand trekt aan de voorkant een smerig touw, twee anderen duwen rennend het karretje voort, over een spoortje dat zo smal is dat je er in je eentje al met moeite over kan lopen. Soms ontspoord het loodzware karretje en moet het met de hand weer op de rails worden gehesen.

Als de jongens geluk hebben, halen ze de dertig en kunnen ze een hogere functie in de coöperatie krijgen – zodat ze niet elke dag meer onder de grond hoeven. In dat geval halen ze misschien de veertig, of zelfs de vijfenveertig.

Waarom was ik ook alweer naar Potosí gegaan? Omdat ik vierhonderd jaar geschiedenis wilde zien, omdat ik wel eens wilde meemaken waar Piet Heins zilver eigenlijk vandaan kwam - in Spanje schijnen ze zelfs te zeggen 'het is een Potosí waard' om iets heel duurs te beschrijven. Maar ook omdat ik wel weer genoeg had van Camargo. Het dagenlang tegen een onbeklimbare rotswand aanstaren, met niemand die me laat zien waar het pad loopt. Niemand die zijn afspraken nakomt; niemand met wie ik écht kan praten. In het Spaans kan ik misschien praten, in het Engels zelfs denken, maar voelen doe ik toch in het Nederlands.

In Potosí, op vijf uur afstand van Camargo, stap je de kou in als je uit de kroeg komt, als op een Nederlandse lenteavond. Een goed Portugees biefstuk eten met wat vriendelijke Duitsers en een lekkere Italiaanse capuccino drinken in een sfeervol cafeetje, blijkt alles al snel weer in perspectief te plaatsen. Want wat heb ik eigenlijk te klagen, in een stad waar mensen werken om te sterven?

woensdag 12 november 2008

De zin.

Ik heb dorst en zin in sla
-overdrachtelijk, dit is poëzie-
en dan zie ik jou

jij sappig plantje


dus
ik verlaat mijn worst en ga
-overdrachtelijk, dit is melancholie-
en dan grijp ik jouw

zweterig handje


en dat betekent abrupt een einde
aan de poëz- en melancholie

en de zin.

zondag 9 november 2008

Una vida de perro

Als de eerste zonnestralen over de kam van de rode heuvel komen, word ik wakker. Nog half slapend hef ik mijn duffe kop op om te kijken of er al iets te beleven valt. De deur is nog dicht, dus ik slaap wel weer wat verder. Als de oppas van de kleine Abdel de deur opendoet, sta ik op en ga ook maar door de deur. Niet veel later zie ik een hoop mensen naar school gaan, of naar hun werk. Misschien moet ik ook maar eens wat gaan doen. Ik loop wel naar de rand van het dorp, misschien loopt daar nog wel een lekkere teef die ik kan bespringen, daar in de droge greppel.

Ik blaf als die lange blonde kerel de deur opendoet. Dat moet ik niet doen, daar schrikt hij altijd van, maar ik kan het niet laten. Hij is vriendelijk, hij houdt altijd de deur voor me open tot ik er door ben, een goeie baas is het. Die jongen komt heel vaak terug met een plastic zak die heel lekker ruikt, naar brood of bananen, één keer had-ie volgens mij zelfs pizza bij zich. Dan loop ik achter hem aan in de hoop dat hij me wat geeft, maar dat doet hij nooit.

Eigenlijk ben ik te duf om naar de greppel te gaan; bovendien moet ik waarschijnlijk eerst een hele tijd vechten met alle andere honden voor ik aan de beurt ben. De laatste tijd hoor ik die teven ook blaffen dat het 'teefonterend' is hoe we met ze omgaan. Daar heb ik niet zoveel boodschap aan, ik vind het gewoon te heet om te vechten.

Volgens mij heb ik de hele ochtend geslapen! Die blonde en die andere jongen komen alweer terug - ze ruiken lekker naar vlees, dus ze hebben ook al gegeten! Ik ga maar weer met ze mee naar binnen. Ik zal me maar proberen stil te houden tijdens de siësta, geen slapende mensen wakker maken. Vanavond en vannacht, dan ga ik wel weer lekker tegen alles en iedereen blaffen, huilen en vechten. Nu is het veel te heet, ik ga maar weer eens in de schaduw liggen...


PS. binnenkort op snoochnpooch.blogspot.com: een week lang een dagelijkse feuilleton om de publicatie van het vijftigste bericht te vieren!

donderdag 6 november 2008

The Granite Mouse

Pooch heeft ook een wekker. Maar die brult niet zo, die piept meer. Ongeveer het geluid dat een computer-muis zou maken, mocht die kunnen piepen. Hij heeft alleen geen staart. Een heel hoog gepiep, maar wel met een heel digitale klank. Een veel zachter en prettiger geluid. Bovendien heeft hij geen verbond gesloten met de winterse kou, wat toch wel een van de meest gruwelijke combinaties is: een lawaaiïg brullende wekker en snijdende kou die je verbiedt ook maar een pinkje of een teentje buiten de dekens te steken. Mijn wekker heeft een ander verbond gesloten: met de waterkoker.

Om 7:15u piept mijn wekkertje voor het eerst. Mijn hand drukt hem dood – met veel meer gemak dan de muizen die in de Joris van Andringastraat werden gestraft voor hun onnozele knabbeldiefstal met over de vloer zwiepende bezemstelen – en ik druk met dezelfde hand mijn waterkoker tot leven. Vijf minuten later snoocht mijn wekker nog een beetje na, het water is inmiddels gekookt. Mijn armen graaien als de armen van een verlamde naar de pot Nescafé en het zakmes, dat ooit van Bolivia naar Nederland reisde en terug – een zakmes met bestekset, wat direct toen ik het kreeg kapot ging, maar nog prima dienst doet. Ik mik drie schepjes in een mok met het hete water en meng het hele zwikje door elkaar. Zoals elke ochtend prijs ik in mijn hart gelukkig alle levensmiddelentechnologen die poedermelk, poederkoffie, poederchocomel, poedersuiker en poederwatdanook hebben bedacht. Helden zijn het.

Rechtop in mijn bed lees ik A Prayer for Owen Meany – voor de tweede keer, omdat ik al mijn boeken uit heb; ik luister naar Leonard Cohen – ik ben in een dergelijk goede stemming dat ik dat kan verdragen zonder te verdrinken in nostalgie en heimwee; en af en toe neem ik een slok oploskoffie – ik weet inmiddels het verschil tussen surrogaat en werkelijkheid niet eens meer.

Te laat, om kwart voor acht, pak ik een onderbroek en mijn handdoek en loop via de galerij naar de badkamer. Die is natuurlijk bezet, door een van mijn huisgenoten die ook te laat is. Dan scharrel ik wel een beetje rond, ik dans wel een beetje of ik zing wat mee – “I’m the only one this evening, but I must go on / the frontiers are my prison / freedom soon shall come”. Als het tijd is dat ik ongeveer op het kantoor moet zijn, kan ik in de badkamer. Een kwartier later kom ik op het kantoor. Ik ben de eerste. Een nieuwe dag, nieuwe onzekerheden. Ik druk met weer diezelfde hand mijn computer aan en leg hem op de muis, die muis die wel een staart heeft maar niet piept.

dinsdag 4 november 2008

snoozch

eeuhn eeuhn eeuhn... schreeuwt mijn oude zwarte wekker. Ik draai mij om en oranje lichtgevende balkjes tonen mij de tijd. In één beweging geef ik mijn wekker een dreun en draai ik door naar mijn zij. Dan ontstaat het besef dat ik droomde. Dat ik mij niet in een kerk bevind met droogdoekjes in het toilet van tijdschriftenpapier, dat er geen snotverkouden kind bij mij is en dat er geen slierten snot door de kerk hangen waar ik mij een weg doorheen dien te banen. Gerustgesteld en tevreden dat het om mij heen zo lekker warm is dommel ik weer een beetje in.

eeuhn eeuhn eeuhn... 9 minuten later. Wat was ook weer precies het idee van die snooz functie? Dat is iets wat ik me keer op keer af vraag. Een manier om rustig wakker te worden kan het niet zijn, ik weet wel rustigere manieren om wakker te worden dan iedere 9 minuten zo'n schreeuwerd naast mijn oor. Een manier om mezelf te bedonderen, dacht ik toen, maar nee, dat is het ook niet. Ik maak de keuze om te snoozen en bewust, als ik er niet van hield zou ik de wekker wel beneden zetten. Maar wat dan...

eeuhn eeuhn eeuhn... Wat?!? Is het vandaag dan eindelijk zover? 15 december! Snel mijn bed uit. Aah! koud! het is natuurlijk winter. En het is ook nog niet zo ver, kak zeg. En wat was er ook weer aan de andere kant van mijn bed?

eeuhn eeuhn eeuhn... Waar dacht ik nou aan, het was iets met de functie van snoozen en het zwembad. Ik was in het zwembad, en klein en warm zwembad. Ik zweette, maar dat gaf niet want om mij heen was het nat. Wat vaak zo is, in een zwembad. Lekker warm.

eeuhn eeuhn eeuhn... Eureka!

eeuhn eeuhn eeuhn... rechterbeen, linkerbeen, flinke hup en bittere kou