maandag 24 mei 2010

Snoochloosheid

“En dan moeten we weer rechts na een grote bananenplantage.” Omgedraaid naar Snooch schreeuwt Pooch waar ze op moet letten om de weg te vinden. Ze zitten samen op de motor en zoeken in een landschap van onverharde wegen, bananenbomen, rijstvelden en bamboehuisjes, maar zonder wegwijzers, de weg naar de boerderij van sir Jun, de baas van Pooch bij ICRAF. Hij heeft ons uitgenodigd daar de dag door te brengen met zijn familie; omdat we er één keer eerder zijn geweest, denken we het wel te kunnen vinden. We rijden slechts twee keer verkeerd en behulpzame locals willen hun karbouw-kar wel even stoppen om ons in vloeiend Visaya de weg te wijzen, dus we komen toch nog redelijk snel aan.

Op de boerderij aangekomen worden we meteen meegenomen op fruit-strooptocht. Dit was de vorige keer ook het middagprogramma, en het verveelt niet snel. Toen aten we op één dag drie nieuwe soorten fruit: mangosteen, durian, en… cashew (zie plaatje). Dat cashewbomen ook eetbaar fruit produceerden, was ons ook niet bekend. Het is zelfs de enige boom ter wereld waarvan het zaad buiten de vrucht groeit. Vandaag was de beurt aan de ‘groene mango’, die nog niet rijp is maar wel eetbaar. Je dipt reepjes mango in ketjap of zout, en dat eet je dan als snack. De strooptocht werd traditiegetrouw afgesloten met een kokosslemppartij. Snooch deed ook nog een poging om een kokospalm te beklimmen, maar kreeg halverwege al hoogtevrees.

De verhalen over Snooch zijn voorlopig alleen herinneringen. Vanochtend vertrok ze naar Cagayan, waarvandaan ze dinsdag met het Nehemiah House, waar ze vrijwilliger is, vertrekt naar Malaybalay, een stad op de hellingen van de hoogste vulkaan van noord-Mindanao. Ikzelf ging weer met de motor op pad, over dezelfde weg als zondag. Na het interview drong ik er natuurlijk op aan om de groentetuin waar we het tijdens het interview over hadden gehad ook even in het echt te gaan bekijken. Een goed excuus om nog wat over de onverharde wegen te crossen – ik bedoel, om wat belangrijke observaties te doen. En ik had geluk: Pelegia Olinan, de eigenares van de experimentele moestuin, nodigde me gelijk uit voor de lunch.

Op het menu voor de lunch stond de wereldwijde tropenfavoriet: kip met rijst. Verser kon niet: de kippen werden eerst gelokt met wat voer, waarna er twee mooie exemplaren werden uitverkoren om aan de Gast Van Ver gevoerd te worden. Terwijl de kippen bereid werden, had ik de gelegenheid om het huis van een gemiddelde Filippijnse boerin te verkennen (plassen boven een hurk-wc met twee schreeuwende vechthanen in een hok naast je oor zou ik nooit gemist willen hebben!) en de verhalen te horen van één van de leiders van het dorp.

“Tijdens de verkiezingscampagne is een stoet met politici aangehouden door de New People’s Army, hier hoog in de bergen. In de jaren ‘80 zaten die overal, ook hier in Claveria, ze hebben mij zelfs geld geboden als ik met ze mee zou doen. Maar die mensen hebben teveel vijanden, en ze slapen in hangmatten in het bos. Dat leek me niks, dus ik ben er niet bij gegaan. Ze gingen naar mensen toe, huis voor huis, en vroegen om geld, om rijst, om gegrilde kip. Dan had je de keus: ze wat geven of dood. We hebben ze toen samen met het leger en de politie verdreven door burgerwachtgroepen op te zetten. Nu zitten ze alleen nog maar aan de rand van het bos, en durven alleen ’s nachts actief te zijn.” Na de spannende verhalen komt de kip, en die is verrukkelijk. Op deze manier kom ik de dagen zonder Snooch wel door. Vrijdag ga ik ook de lange reis naar Malaybalay maken!

vrijdag 21 mei 2010

Manong Nannie

“This is my son, and this is my other son, this is my sister and that is my mother…” Binnen een paar minuten maken we kennis met allerlei familieleden en vrienden van manong Nannie, de chauffeur van ICRAF (manong betekent zoiets als ‘grote broer’ en gebruik je om oudere mannen mee aan te spreken). Op een tafel staan schalen met verschillende soorten pasta, salades, vis, en natuurlijk een grote hoop rijst. Die nemen de voorste helft van de tafel in. De andere helft wordt ingenomen door... een varken. Geslacht, leeggehaald, gegrild en volgestopt met citroengras en allerlei andere kruiden – aanschouw de befaamde lechon. Nannie viert zijn vijfenveertigste verjaardag (of zijn vijftigste; dit is het grote geheim en de gasten kunnen het er niet over eens worden) en bij zo’n jubileum hoort natuurlijk lechon.

Het eten van het varken is een groter succes dan het aanschouwen van de slacht, en ook de meeste bijgerechten zijn een groot succes. Een ervan is bijvoorbeeld een schaal met kleine bruine brokjes, smakend naar een mengsel van zoet, zuur en kruidnagel. Een behulpzame feestganger legt uit: “Dat komt ook van het varken,dat wordt gemaakt van het bloed.” OK, bedankt voor de informatie. De enorme vijftigpersoons chocolade-banaantaart, die er net nog zo lekker uitzag, moet maar even wachten tot de eetlust weer terug is.

Na het eten is de beurt aan het andere vaste onderdeel van de Filippijnse verjaardag: karaoke! Op een van de televisies is een kastje aangesloten dat alles te bieden heeft op karaoke-gebied, inclusief de klassiekers in alle Filippijnse talen. Op de andere televisie, die binnen staat, zijn mensen een film aan het kijken. En geen van de twee groepen - televisiekijkers en de karaokezangers – klagen over de wederzijdse geluidsoverlast.

Terwijl Nederlanders alleen karaoke zingen in geval van dronkenschap of algemene zieligheid, is het voor Filippinos de normaalste zaak van de wereld. Karaoke is ontzettend populair en veel Filipino’s zijn er zelfs erg goed in. Ook Pooch heeft zijn karaoketalenten tentoongespreid, een optreden dat één van de feestgasten op de verjaardag ertoe dreef om zonder ophouden te proberen ons te overtuigen om toch echt zelf ook zo’n karaokeset aan te schaffen. Dan zou Pooch thuis kunnen oefenen en zou hij het snel leren. Bovendien, iedere Filipijnse familie met een beetje geld heeft zo’n set in het bezit - dat we na een jaar huwelijk nog geen kind hebben is nog tot daar aan toe, maar nog geen karaokeset...!

Onderweg naar huis fantaseren Snooch en Pooch dat ze in Nederland ook zo hun verjaardagen willen vieren... er onophoudelijk bij de gasten op aandringen nog meer bier en sterk te drinken, de hele avond karaoke, eindeloos veel eten, en dan midden op tafel, met een appel in de bek: een enorme gegrilde vegetarische wokreep.

dinsdag 18 mei 2010

Thelma & Leo

GEEN ZIN OM ZO'N LANG STUK TE LEZEN? JE KUNT OOK NAAR BENEDEN SCROLLEN: ALLE VORIGE BERICHTEN ZIJN NU VOORZIEN VAN PLAATJES!

5:50. Halfwakker door het gekraai van de hanen, afgewisseld door het nog veel hardere lawaai van de hennen. De moed der slaperigheid overtuigt me ervan dat ik nog wel weer in slaap zal kunnen vallen. Dan begint een haan een wel heel raar geluid te maken. Het blijkt de buurman c.q. huisbaas te zijn, die roept dat ik de kraan aan heb laten staan in de badkamer. De afgelopen anderhalve dag was er geen water, en in mijn slaap merkte ik het geluid van stromend water niet op. Daardoor ook niet in mijn bed geplast.

7:45. Om acht uur moet ik klaar staan bij het kantoor en aangezien het maar vijf minuten lopen is, moet ik dat makkelijk halen. Maar als je met de motor gaat, is het natuurlijk anders. ’s Ochtends is ’s motors motor koud – koud ja, je leest het goed, terwijl het om deze tijd al 25 graden is – en dus moet ik nogal lang choken voor ik weg kan rijden zonder hem af te laten slaan. Bovendien ben ik nog niet zo ervaren in het starten van het ding (ik snap nooit hoe ik hem in zijn neutraal krijg, ik laat de koppeling te snel opkomen, of ik vergeet het sleuteltje om te draaien). Nadat de motor twee keer is afgeslagen, maar zonder dat de buurman mij hoeft te komen helpen, pruttel ik het terreintje af richting kantoor.

8.25. Met mijn onvolprezen assistent en tolk Thelma ben ik op weg naar mijn derde interview. Mijn eerste serieuze rit met mijn versnellingsmotor verloopt glorieus, tot ik een heuveltje op rijd… Prtteprtteprrrrrt, motor afgeslagen. Ik krijg hem ook niet meer aan de praat, dus ik zet hem aan de kant, controleer de benzine en kom erachter dat hij droog staat. Het kost de bewoners van Luna – zo heet het dorp – natuurlijk maar weinig tijd om hun aandacht op die lange dunne blanke jongen met motorpech te vestigen. “Where you going, Joe?”, roept er één al. Dat roep je nou eenmaal als je een Amerikaan ziet. Nou, op dit moment ga ik even nergens heen, als je het goed vindt. Al binnen een paar minuten komt er iemand met twee colaflessen rode benzine aangelopen (geen Euro 98, waarschijnlijk eerder Filipino 83), zodat ik de vraag kan beantwoorden: “To the barangay office!”.

8.30. Thelma en ik zitten in het kantoortje van barangay Luna te wachten op de captain van de barangay en de kagawad die de landbouwcommissie voorzit. Watte? Een barangay is een soort deelgemeente, waarvan de captain de leider is. De kagawads zijn de leden van de barangay-raad. Deze twee heren ga ik vanochtend interviewen, vooral om te peilen hoe actief Landcare nog is in Luna. Het is de tweede uit de serie van 24 barangays die samen de gemeente Claveria vormen. Wat dus betekent dat ik de komende weken zo’n beetje elke dag achter roze-trainingsjack-Thelma aan gas, op onze 125cc motors over de onverharde wegen die ons naar hier hebben geleid. Het interview van gisteren ging dramatisch, waarbij achteraf ook nog bleek dat de voice recorder na 12 minuten nokkie was gegaan, waarschijnlijk omdat hij het wel een keer zat was met al dat achtergrondlawaai van hanen, motors, cirkelzagen, geschreeuw, enzovoort.

11.00. Terug op het kantoor. Het interview is naar tevredenheid afgehandeld en wacht nu op zijn uitwerking. Maar het typen van mailtjes tijdens werktijd is natuurlijk leuker.

12.00. Lunchtijd. Ik loop naar huis via één van de duizend ‘winkeltjes’ die Claveria rijk is. Ik koop een ei. Thuisgekomen mep ik het ei kapot in een pannetje, draai het een keer om en neem het mee naar de eetkamer. Aan onze tafel – die zelfs voor mij te hoog is, vraag mij niet waarom – eet ik een broodje ei, een broodje banaan, en een verrekte mango. En ik lees. Normaal lees ik niet, dan praat ik tegen Snooch. Maar Snooch is er niet, die is gisteren vertrokken naar de dichtstbijzijnde stad (Cagayan de Oro) om haar praktisch theologische diensten aan te bieden in YWAM Nehemiah House (www.ywamnhi.com) en daar te blijven slapen.

12.45. Het boek blijkt minder spannend gezelschap dan Snooch en een kwartier te vroeg begeef ik me weer naar kantoor. Een erg productieve middag wordt het niet. Op het uitwerken van het interview en het lezen van een artikel over het meten van sociaal kapitaal na, komt er niets uit mijn vingers. Als halverwege de middag het internet ineens blijkt te werken op het kantoor, is het natuurlijk helemaal hopeloos.
18.00. Met alle nieuwe mogelijkheden van gratis (en vrij snel) internet, zit ik nog steeds op het kantoor. Snooch zal wel bijna thuis zijn, want ze kreeg een lift van onze secretaresse en klusjesman (hier geen c.q.). Ze denkt vast dat ik aan het voetballen ben, dat doe ik namelijk meestal. Met de jongens uit het dorp, op het veldje voor het kantoor. Ik heb zelfs voetbalschoenen in mijn maat kunnen kopen, dus ik ben niet meer uit het veld te slaan. Behalve door de verleidingen van het internet dan.

21.15. De smaak van een Indonesische kretek is nooit helemaal weg te poetsen. Die vermengt zich dus met de andere dingen in mijn hoofd: de verhalen van Snooch over haar avonturen in Cagayan en het net gelezen idee van mijn Wageningse begeleider om in mijn onderzoeksvoorstel ook iets op te nemen over ‘spirituality’ of ‘religion’, omdat dat mij “- met [mijn] religieuze achtergond - wel interesseert”. Kan wel zijn, maar wat heeft het met erosie te maken? Iets om vannacht over te dromen. Om half zes beginnen de hanen immers weer te kraaien.

vrijdag 14 mei 2010

Tropisch Colaparadijs

Meeeup... klinkt er op het moment dat Snooch een motorilla inhaalt. In de Filippijnen hoef je nooit in je spiegels te kijken, want er is een al dan niet ongeschreven regel dat je op het moment van inhalen altijd je toeter gebruikt. Je kan dus precies horen wat er achter je allemaal gebeurt. Toch keek Snooch menigmaal in haar spiegels, aan de ene kant omdat ze het zo leuk vond om de wereld eens achteruit te bekijken, aan de andere kant omdat het toch iets veiliger voelt.

Bovenstaand verhaal speelt zich af in Camiguin, een tropisch eiland met de meeste vulkanen per vierkante kilometer van de wereld. Snooch en Pooch hebben hier hun weekend doorgebracht en hadden daarom voor het gemak een motortje gehuurd. Motortje, omdat hij met zijn 125 cc niet veel meer is dan een flinke schakelbrommer. De wegen op Camiguin zijn niet al te druk en het weekend was dus een uitgelezen kans voor Pooch en Snooch om hun moterskills te upgraden. Waar Snooch haar skills uitbreidde door gewoon op de weg te rijden, deed Pooch dit ergens op een verdwaald steil zandweggetje vol kuilen en stenen. Het was deze zandweg waarop het verhaal verder zal gaan.

Er heilig van overtuigd dat de zandweg vanzelf een keer zou uitkomen op de ringweg rondom het eiland, stortten we ons steeds dieper in het avontuur van het steeds smaller en gevaarlijker wordende pad. Snooch had allerlei nachtmerrieachtige fantasieën, zoals die van een lege benzinetank (wat niet zo raar was, want het metertje wees dit ook bijna aan) en die van uitgedroogde kelen door gebrek aan water (wat ook niet zo raar was, want we hadden nog maar een kwart fles). En net toen Snooch de moed dreigde op te geven, was daar het punt waar de motor niet meer verder kon. Voor ons liep het pad wel door, maar het was volgestroomd met een laag water van ongeveer 20 cm. OK, toegegeven, als het echt moest had het wel gekund, maar al snel was de aandacht van Pooch en Snooch afgeleid van het ondergelopen pad en waren hun blikken naar boven gericht. Boven was het paradijs...
Er waren naakte mensen met bladeren voor hun edele delen, er waren palmbomen, prachtige tropische planten, een rivier, een zwembad en een winkeltje waar ze Coca Cola verkochten.

Hoe erg is verdwalen nog, als je uitkomt op een dergelijke plek, een plaats waar je al je zorgen van je af kunt laten glijden. Waar je verkoeling kunt zoeken voor je warme huid in het water en voor je verdroogde innerlijk door de cola. Na hier genoten te hebben konden Snooch en Pooch de reis terug (het pad bleek nooit terug te komen op grote weg die het eiland omcirkelde) weer met hernieuwde energie en boordevol moed hervatten. Ze haalden zelfs het begin van het pad zonder dat de benzine opraakte.

woensdag 12 mei 2010

Zo MIL in mij

Jarenlange ervaring als toehoorder van tropenverhalen hadden me het al wel duidelijk gemaakt: de situatie ter plaatse is altijd heel anders dan het vanuit Wageningen lijkt. Maar deze keer zou het wel meevallen, dacht ik, want wetenschappers hebben werkelijk al stapels papier volgeschreven over Claveria en Landcare alhier. Ik was dus vrij goed op de hoogte, dacht ik. Toch kwam ik er al in de eerste paar dagen achter dat het toch allemaal wat anders in elkaar zat.

Voor de onwetenden zal ik eerst even uitleggen wat het plan was. Hier in Claveria (8° 36' N, 124° 53' E) zit een afdeling van het World Agroforestry Center (ICRAF), een van de internationale onderzoeksinstituten voor de landbouw (onder de vlag van het CGIAR, voor de kenners). Zo’n 15 jaar geleden heeft het ICRAF hier wat goed werkende, erosie beperkende landbouwmethodes ontwikkeld, die ze snel aan de man wilden brengen. Daartoe werden onder de naam Landcare boerengroepen opgezet, die elkaar konden helpen die methodes toe te passen. Die groepen werden begeleid door mensen van ICRAF en in gelukkige gevallen gesteund door de lokale overheden. De eerste jaren leverde dit enorm succes op, wat weer de aandacht trok van allerlei wetenschappers. Vooral die uit Australië, omdat je daar een vergelijkbare (maar op heel veel punten ook verschillende) beweging hebt die ook Landcare heet.

Mijn idee van wat Landcare was, was dus vooral gebaseerd op onderzoeken uit die eerste periode, ongeveer tot 2004: ledenaantallen die bleven stijgen, positieve effecten van de methoden die er in Landcare-groepen werden ontwikkeld en de belangrijke rol van boeren als leiders van de beweging, met ICRAF als ondersteunende organisatie. Hoewel ik hier nog maar een weekje bezig ben en nog niet echt het veld in ben geweest, heb ik wel de indruk gekregen dat het allemaal een stuk minder rooskleurig is.

De statistiekjes over de leden zijn waarschijnlijk helemaal niet betrouwbaar, ook niet die in wetenschappelijke artikelen vermeld staan. Het is namelijk ontzettend veel werk om echt te achterhalen hoeveel ‘leden’ Landcare heeft en hoe actief die leden zijn. Het is namelijk zo dat in de meeste gevallen mensen automatisch als ‘lid’ worden beschouwd, omdat ze in een bepaald dorpje wonen, omdat ze aan één training hebben meegedaan of omdat ze door een officieel iemand zijn gevraagd lid te worden. En een dergelijke uitnodiging sla je niet af, dat is onbeleefd. Het kost je dan ook niks om lid te worden. Officieel moet je zo’n 15 peso’s betalen (ongeveer 25 eurocent), maar in de praktijk gebeurd dat maar in zo’n 10% van de gevallen. Het komt er dus op neer dat er heel veel ‘leden’ zijn die van zichzelf helemaal niet weten dat ze lid zijn.

Op dit moment is bovendien een probleem dat groepen die een paar jaar geleden zijn opgestart, weer uiteen vallen. Al zo’n vijf (!) jaar geleden is ICRAF gestopt met het faciliteren van Landcare. Die functie zou moeten worden overgenomen door een landelijke, nieuw opgezette organisatie, de Landcare Foundation. Dat is alleen nogal moeizaam verlopen, zodat er nu voor twee hele provincies maar één facilitator is. Heel Landcare in mijn onderzoeksgebiedje ligt dus behoorlijk op zijn gat en ik probeer er nu eerst achter te komen hoeveel groepen er nog wél iets doen.

Onderzoek naar één van de vele half-kwakkelende en strompelende ontwikkelingsprojecten is natuurlijk minder interessant dan onderzoek naar dat éne voorbeeld van die aanpak die grote successen heeft geboekt. Een aantal dingen deed mij beseffen dat de impact van Landcare veel kleiner is dan ik me had voorgesteld: hier in Claveria is Landcare ooit begonnen en hier zou je dus verwachten dat er veel ‘erosievriendelijk’ geboerd wordt. Dat valt tegen: het gaat maar om een paar procent. En dan heb je het dus over een paar procent van de boeren in één gemeente in de Filippijnen. Dan wordt het wel een beetje MIL in mij: ‘en de wereld erodeert/en niemand irrigeert’. Tja. Aan de andere kant, misschien moet je zoiets vooral zien als een mogelijk begin van iets waar je over vijftig jaar tevreden op terug kan kijken, dat duurzaam bodem- en waterbeheer dan wél is ingeburgerd. Om mijn neefje en nichtje te citeren: “Je weet het maar nooit, hè?”

vrijdag 7 mei 2010

Als een varken

De verkiezingen staan voor de deur en de voorbereidingen zijn in volle gang. Er zijn zes kandidaatspresidenten en een groot aantal partijen waarop gestemd kan worden. Maar hoewel dit op het eerste gezicht lijkt op een democratie, werkt het toch allemaal wat anders dan in Nederland. De regering is een oligarchisch geheel en de helft van het kabinet heeft familieleden die ook al in het kabinet hebben gezeten. Mensen stemmen niet voor bepaalde idealen als een vrije markt, of juist een wat meer linkse inslag, maar ze kiezen voor die partij waar zij als familie het meeste van verwachten.

Wanneer de verkiezingen plaats vinden heeft bijna iedereen een vrije dag. Wat ze precies doen op die dag (behalve stemmen) is me nu nog niet helemaal duidelijk, maar wat ik in ieder geval weet is dat ze samenkomen met hun partijvrienden en varken eten. De voorbereidingen hiervoor heb ik vandaag mogen aanschouwen.

Vanmorgen werd ik opgeschrikt door vreselijk geschreeuw. Doordat ik laatst iemand een varken achterop de motor had zien en horen vervoeren wist ik meteen dat het het geluid was van een doodsbang varken. Ik haastte me naar buiten en daar lag het varken, van de vrachtwagen afgesmeten. Ondertussen waren de slachters nog wat brandhout van de vrachtwagen af aan het gooien en daarbij werd er niet gekeken of dit nou naast of op het varken terecht kwam. Eerst lieten de slachters het varken ongeveer een uur liggen, omdat het vuur nog moest worden ontstoken. Iedere vijf minuten begon het beest te schreeuwen als een mager speenvarken terwijl ze een poging deed om te ontsnappen. Toen begon het slachtproces. Het varken werd met haar bek aan een boom opgehangen en moest op haar achterpoten staan. Met een ferme steek werd het mes in haar hals gestoken en terwijl het varken nog druk protesteerde, vulde een emmer zich met bloed. Door haar protest zat het bloed niet alleen in de emmer, maar ook over haar huid, op de boom en op de kleren van de slachter.

Nadat het varken de geest gaf, werd ze verplaatst voor het verwijderen van haar haren. Door de huid te bevloeien met heet water kon haar haar makkelijk weggeschoren worden. Met uiterste precisie werden ook de oren onthaard. Toen begon het ware slachten. De buik werd opengesneden en niet zachtzinnig werden de darmen, de enorme maag, de lever, de blaas, het hart en alle andere ingewanden er uit gehaald. Ze werden voor het gemak even in de wastobbes gelegd waar de vrouwen laatst nog de kleding in wasten. Alleen de blaas werd weggegooid. Het staartje was een triomfstuk. Dat werd met veel zorg verwijderd, met een stuk kont er aan, en voorzichtig op een apart plekje bewaard.

Eenmaal leeggehaald werd het varken in vier stukken gehakt: de achterpoten, het middenstuk en de kop. De botten en ruggengraat werden gebroken met een enorm hakmes wat wel bekend is van de Chinezen op de sterflats in Wageningen.
Maandag zullen we het varken wel proeven, ik hoop dat ik dan geen stuk darm krijg of een stuk huid, maar liever een lekker ribbetje of een stuk poot.

maandag 3 mei 2010

Verklarende woordenlijst

“Op weg terug naar huis van Cagayan in de jeepney zag ik trouwens een jongen bovenin een kokospalm zitten, kokosnoten te plukken”.

Nog maar vier dagen op de Filippijnen en Snooch en Pooch draaien al geen hand meer om voor een bizar zinnetje als bovenstaande. Een verklarende woordenlijst is wel op zijn plaats, denk ik. Gelukkig kan ik blind typen, want er is op dit moment geen stroom (een ‘brown-out’ noemen ze dat hier). Dat komt doordat de stroomvoorziening afhankelijk is van de watervoorraad in een stuwdam, die op dit moment nogal laag is, omdat het droge seizoen langer aanhoudt dan gewoonlijk – volgens sommigen door El Niño. Goed. Terzake.

HUIS – Drie ruime kamers, een keukentje en een badkamertje in een oud kantoor van ICRAF, de gastheerorganisatie van Pooch. ‘Badkamertje’ is misschien een groot woord, het is meer een ietsje ruim uitgevallen toiletruimte met een wastafeltje waar soms water is. Er staat een grote emmer die is gevuld met water uit een tank op het dak, zodat we in elk geval altijd water tot onze beschikking hebben. Op het terreintje waar het oude kantoor staat, staan ook nog wat andere gebouwtjes, waar wat andere medewerkers van ICRAF wonen. Leuke mensen, die ons inmiddels behalve het huis twee tafels, twee stoelen, een minikoelkast en een gasfles cadeau hebben gekregen. We zijn ook al samen met ze naar het strand geweest en twee keer samen gaan eten.

CAGAYAN – Dichtstbijzijnde stad. Op de heenreis duurt zo’n anderhalf uur om er te komen, want dan gaat het bergaf. Terug duurt het soms wel meer dan twee uur, en dat is niet prettig in een jeepney die helemaal is volgestouwd met mensen en hun in Cagayan gekochte spullen. In Cagayan is werkelijk alles te koop, bij voorkeur in het grote winkelcentrum-met-air-conditioning Limketkai: van Dunkin’ Donuts tot dongels.

JEEPNEY – Zie het plaatje in de titel van de weblog. Een soort oude Amerikaanse schoolbus, altijd helemaal geverfd in de bontste kleuren, met vanbinnen bankjes in de lengterichting (langsbankjes, voor de kenners: vgl. langsgroeven). Er komt vaak roetzwarte rook uit en de climate control bestaat uit de afwezigheid van glas in de raamopeningen. Zo waait je een lekker frisse wind in het gezicht, zolang de bus rijdt. Stilstaan doen ze ook graag, en in bewoond gebied ruikt de wind niet lekker fris, maar naar een mengsel van houtvuur, rottende bananen en schroeiend varkensvet.

zaterdag 1 mei 2010

De Kakkerlak en de Emmer

Tien uur. Bedtijd. Uit de badkamer klinkt een schreeuw. ‘Een kakkerlak!’. Ik geloof het niet, al het ongedierte zat toch al in Peru? Pooch zegt: ‘ik sla hem dood, of kan dat niet? Waren die beesten niet heel moeilijk dood te krijgen?’. Meteen zie ik allemaal beelden voor me van platgeslagen kakkerlakken waar allemaal babykakkerlakjes uit kruipen. Doodslaan is geen goed idee.

Dan maar de fik er in. Altijd weer fascinerend hoe een deobus in combinatie met een aansteker wonderen kan doen. Het kost maar een paar seconden voordat Pooch de kakkerlak op een plastic draagbaar te grave kan brengen.

Zes uur ’s ochtends wordt ik wakker geschreeuwd door het wake-up light van Philips, of nee, het is de felle ochtendzon die direct in de kamer schijnt. Beng! Het is ochtend. Overal om ons heen klinkt bedrijvigheid. Vrouwen doen ijverig de was, motoren van auto’s en Jeepneys worden aangeslingerd, de dag is begonnen. Ik draai me nog een keer om.

Met het vaste voornemen om de volgende dag nog iets eerder op te staan, stap ik om half acht toch mijn bed uit en loop de badkamer in. Ik draai de kraan open en er gebeurd niets. Het droge seizoen is nog volop gaande en er is daardoor gebrek aan water. Ik ben overgelaten aan de emmer. En niets is zo naar als de emmer.