donderdag 6 november 2008

The Granite Mouse

Pooch heeft ook een wekker. Maar die brult niet zo, die piept meer. Ongeveer het geluid dat een computer-muis zou maken, mocht die kunnen piepen. Hij heeft alleen geen staart. Een heel hoog gepiep, maar wel met een heel digitale klank. Een veel zachter en prettiger geluid. Bovendien heeft hij geen verbond gesloten met de winterse kou, wat toch wel een van de meest gruwelijke combinaties is: een lawaaiïg brullende wekker en snijdende kou die je verbiedt ook maar een pinkje of een teentje buiten de dekens te steken. Mijn wekker heeft een ander verbond gesloten: met de waterkoker.

Om 7:15u piept mijn wekkertje voor het eerst. Mijn hand drukt hem dood – met veel meer gemak dan de muizen die in de Joris van Andringastraat werden gestraft voor hun onnozele knabbeldiefstal met over de vloer zwiepende bezemstelen – en ik druk met dezelfde hand mijn waterkoker tot leven. Vijf minuten later snoocht mijn wekker nog een beetje na, het water is inmiddels gekookt. Mijn armen graaien als de armen van een verlamde naar de pot Nescafé en het zakmes, dat ooit van Bolivia naar Nederland reisde en terug – een zakmes met bestekset, wat direct toen ik het kreeg kapot ging, maar nog prima dienst doet. Ik mik drie schepjes in een mok met het hete water en meng het hele zwikje door elkaar. Zoals elke ochtend prijs ik in mijn hart gelukkig alle levensmiddelentechnologen die poedermelk, poederkoffie, poederchocomel, poedersuiker en poederwatdanook hebben bedacht. Helden zijn het.

Rechtop in mijn bed lees ik A Prayer for Owen Meany – voor de tweede keer, omdat ik al mijn boeken uit heb; ik luister naar Leonard Cohen – ik ben in een dergelijk goede stemming dat ik dat kan verdragen zonder te verdrinken in nostalgie en heimwee; en af en toe neem ik een slok oploskoffie – ik weet inmiddels het verschil tussen surrogaat en werkelijkheid niet eens meer.

Te laat, om kwart voor acht, pak ik een onderbroek en mijn handdoek en loop via de galerij naar de badkamer. Die is natuurlijk bezet, door een van mijn huisgenoten die ook te laat is. Dan scharrel ik wel een beetje rond, ik dans wel een beetje of ik zing wat mee – “I’m the only one this evening, but I must go on / the frontiers are my prison / freedom soon shall come”. Als het tijd is dat ik ongeveer op het kantoor moet zijn, kan ik in de badkamer. Een kwartier later kom ik op het kantoor. Ik ben de eerste. Een nieuwe dag, nieuwe onzekerheden. Ik druk met weer diezelfde hand mijn computer aan en leg hem op de muis, die muis die wel een staart heeft maar niet piept.

3 opmerkingen:

Rick Timmermans zei

En toen direct even een stukje typen.
Maar een goed boek is dat! Jij had Garp toch ook gelezen? Ik denk dat Meany beter is. Met enige regelmaat denk ik aan dat kleine manneke - wat een held!

Riekel zei

Ik had oploskoffie kunnen bedenken, ware het niet dat het al bedacht is. Maar dat kan iedereen zeggen. Helaas. Ik benijd mijn kinderen niet die nog meer moeite moeten doen als wij, om iets nieuws te verzinnen.

Anoniem zei

Het is toch niet zo, dat nu voor probleemkoffie, bordensoep, en normaalkookrijst oplossingen zijn gevonden, we verzandden in het moeite doen om iets nieuws te verzinnen? Blijf zoeken naar een alternatief voor bijvoorbeeld snelsmaakwegkauwgom en erresiemuis..